De lust van het leven

Ik moet eigenlijk een boek schrijven, maar ik zit hier achter mijn computer te dralen. Deze ochtend heb ik in de tuin gewerkt, met het voornemen om daarna écht te gaan schrijven. Maar het lukt me maar niet. En dus zit ik hier, op mijn vertrouwde plekje van het internet.

Het leuke werk is al gedaan. De informatie is verzameld, de interviews afgenomen en de plaatsen bezocht. In mijn notitieboekje is het een chaos, maar in mijn hoofd is het verhaal al geschreven. Al wat ik moet doen is het op papier zetten, en daar wringt de schoen.

Ik moet de informatie gaan ordenen, zodat u – de lezer – het straks niet alleen kan volgen, maar ook kan voelen. Dat vind ik zo belangrijk in mijn werk: het doen voelen. Ik weet niet of dat van mij een slechte journalist, of een goede schrijver maakt. Waarschijnlijk geen van beide.

Niet gek

Ik voel veel, en ik voel diep. Ik ben niet hoogsensitief en ook niet gek, maar wanneer ik voel dan gaat het diep. Soms zo diep dat ik niet kan kijken, zoals gisterenavond toen een zwerver blootvoets in een verschrompelde jurk met zijn vieze vingers op mijn autoraam tikte, op zoek naar een aalmoes. Of bij de Instagramstories die vrienden en kennissen delen over het leed in Gaza. Daar klik ik snel voorbij. Niet omdat ik het niet wil weten, maar omdat ik er niet naar kan kijken. Als ik dat wel zou doen, zou ik het voelen. En als ik voel, gaat het diep.

Soms zo diep, dat ik niet in staat ben om te werken, of te slapen, of zelfs maar te lachen. Dus ik kijk niet. Ik wend mijn blik af. Ik rij voorbij. Ik klik verder.

Nergens gaat het leven zo snel als op Facebook. Daarom hou ik van woorden boven beelden. Bij woorden kan ik stil staan en mijn eigen tempo bepalen. Zinnen, foto’s en filmpjes kan je knippen, maar woorden liegen niet.

Een eigen boek

Nu werk ik aan een eigen boek, een wereld waarvan de titel al bepaald is en de deadline ook. En als er iets is wat ik met mijn boek wil bereiken, dan is het een verhaal dat de lezer moet voelen. Om dat te bewerkstelligen, ben ik eerst aan de beurt. Ik moet eerst voelen om dan te kunnen schrijven – ik moet durven kijken.

Dat gaat niet als ik bang ben. Bang voor het falen, bang voor de hoeveelheid werk, voor wat mijn pen al weet nog voor ik het besef, bang voor het voelen. Mijn boek gaat dan wel over Suriname en is een verzameling van reportages over mensen die me inspireren, maar het is eigenlijk ook een ontdekkingsreis in mezelf. Dat ondervind ik tijdens het schrijven, het praten en het denken.

Problemen pellen

De eerste dertig pagina’s van mijn manuscript heb ik in de vuilbak moeten gooien. Het stond bol van cynisme, zelfmedelijden en (professionele) tegenslagen. Het was ‘een stomp in de maag’, aldus mijn uitgever. ‘Wat doe je daar eigenlijk nog?’, vroeg hij vanuit Nederland, half lachend maar toch niet helemaal.

Tja, het is een vraag die me regelmatig aan het schrijven zet. Wat doe ik hier nog, in Suriname? Behalve mensen in de weg lopen, vervelende vragen stellen en af en toe een balletje scoren?

‘Ik ben aan het pellen’, zei ik gisteren, nog niet wetend dat ik daarmee de nagel op de kop sloeg.

Suriname is een land van vele lagen. En dan wil ik het niet eens hebben over de talen, religies en culturen die elkaar bedekken. Ik verwijs hier naar de veelzijdigheid van de problemen, of ‘uitdagingen’, zo u wil. Ik analyseer de uitdagingen, ‘pel’ de problemen – net zoals een ui in de keuken. Dat doe ik als journalist, maar ook als mens. Want hoe meer ik ontdek – over de politieke belangen, economische kansen en sociale gevolgen – hoe meer ik weet over de mensheid als geheel.

Machtslust, corruptie, nepotisme, bedrog en criminaliteit zijn geen Surinaamse begrippen. Het is des mens en maatschappij. De begrippen zijn het Westen en het Oosten immers ook niet vreemd. Maar de Surinaamse samenleving is klein, en dus vrij overzichtelijk. Het leven is hier nog tastbaar, in al haar facetten – en dus ook in al haar creativiteit, impulsiviteit en wendbaarheid. In Suriname heeft het nog zin om te pellen.

Remigreren

Deze week nog sprak ik met een vriendin in Nederland, ook een journalist. Ze denkt er serieus over na om te remigreren naar Suriname. Wilders zal daar wel wat mee te maken hebben, maar er speelt meer dan alleen ‘het politieke klimaat’. Ze sprak over de prestatiecultuur op de school van haar kinderen, de kwaliteit van het leven in Suriname en de eindeloze donkere dagen in Nederland, die een lange schaduw werpt op de aangeboren vrolijkheid van haar Surinaamse man. ‘Ticketje boeken en doen’, zei ik onomwonden (en iet-wat naïef, als vrouw zonder kinderen). Niet omdat Suriname ze nodig heeft of omdat Nederland ze niet hebben wil, maar omdat ik er zelf beter van ben geworden.

Ik woon nu al langer dan zeven jaar in Suriname. Het land heeft me een mooier mens gemaakt. Rustiger, minder egoïstisch, niet langer (zo) gierig en vooral: dankbaar. Ik werk niet zoveel als ik zou moeten (bewijst deze blog nog maar eens), heb meer oog voor mijn medemens en ben niet zo streng meer voor mezelf. Natuurlijk zijn er dagen waarop ik wil gillen, huilen en schreeuwen van ongenoegen, of in een hoekje wegkruipen uit schaamte of angst. Ik maak nog steeds fouten, zeg dingen die ik niet terug kan nemen of handel tegen alle rede in. Maar zodra ik de deur uit ga is daar weer die overheersende warmte. Het hangt in de lucht en zit in de mensen. Op sommige dagen kan ik het ruiken: levenslust. Wat een kostbaar goed.

Zo, dit is eruit. Nu dat boek nog. Maar eerst even iets eten.

Op de foto: eerste trip naar de Fredberg, februari 2016.

8 gedachtes over “De lust van het leven

Plaats een reactie