Waarom Peru me blijft achtervolgen

Zoals jullie allemaal weten – of misschien niet – had ik niet de beste tijd in Peru (mei – juni 2016). Ik stak het destijds ook niet onder stoelen of banken: ik vond Peru vies en de mensen onoprecht. Ik werd links en rechts voor de gek gehouden en had er voor lange tijd geen vrienden. Achteraf bekeken heb ik er eigenlijk nooit vrienden gemaakt.

Ik voelde me eenzaam in mijn cultuur en verstoten in mijn taal. Ik telde de dagen af tot ik naar Nieuw-Zeeland zou vertrekken. En toch.

En toch.

Wanneer ik denk aan mijn wereldreis, is Peru het eerste land dat in me opkomt.
Wanneer ik droom over mijn avonturen, bekijk ik de foto’s van Peru.
Wanneer je me zou vragen welk van de landen ik opnieuw zou aandoen, is Peru mijn antwoord.

Peru was onverbiddelijk hard en meedogenloos. Ze deed me pijn in al haar schoonheid, maar nog meer in haar zelfbeeld. Zoveel te bieden, maar niets te geven. Toeristen nemen alles van haar af, ook haar waardigheid. We misbruiken haar diversiteit, maar haar inwoners zien ons graag komen.

Haar aloude gebruiken leggen de basis van de speeltuin voor volwassenen. Voor een foto en een like, het afvinken van een wishlist. Eén bezoek aan Peru streept elk verlanglijstje door. Het land heeft alles, van bergen sneeuw tot uitgestrekte woestijn, parelwitte stranden en hoge palmbomen tot de ongerepte jungle, prachtige kerken en historische steden.

Cusco verslond me in haar taal en kleine straten, haar drukke wegen met kleine auto’s en duizenden kinderen. De stad is zo hoog gelegen dat het – letterlijk – pijn doet aan je hoofd. Ik mis de lama die me het smalle voetpad versperde, de creativiteit die de straten bezaaide. De warme dagen en koude nachten. Het fruit zo zoet, de sterrenhemel zo fel, de bergen zo machtig.

Maar het (h)erkennen van Peru’s waardigheid, met elke steen van de Machu Pichu, blijft niet meer dan een attractie. Zo plat lopen we over haar geschiedenis, zonder om te kijken.

Zo sober en integer als haar voorouders leefden, zo bruut en meedogenloos lopen we over hun erfenis heen. Maar met dat inzicht stond ik niet van de zonsopgang te genieten, die ochtend op Machu Pichu.

Peru. Drie jaar geleden liep ik over je gronden en danste ik onder je sterren. Drie jaar geleden telde ik de dagen af en was ik op zoek naar jouw erkenning. Die heb ik overigens nooit gekregen. Omdat ik jou de mijne nooit heb gegeven.

Ik vraag me af of je daarom in mijn hoofd blijft hangen.

De prijs van een wereldreis

Een wereldreis komt een wereldreiziger duur te staan. Dan heb ik het niet over geld, want er valt meer te verliezen dan wat munten. Ook de dagen gaan vooruit, daar waar ik niet ben maar het wel ken. 

Soms lig in ’s avonds in bed en kan ik niet slapen. Dan denk ik aan alle landen die ik bezocht heb, en alle mensen die daar nog zijn.

Iemand zei tegen Socrates dat een zeker iemand er door zijn reis absoluut niet op vooruit gegaan was: ‘Dat wil ik geloven’, antwoordde deze, ‘hij heeft zichzelf meegenomen.’ – Montaigne Essays: ‘Over eenzaamheid’

Mijn wereld bestaat al van lang voor 12 januari 2016, de dag dat ik op wereldreis trok, uit meerdere werelden. Sinds ik me kan herinneren ga ik vakantie. Naar Frankrijk, Spanje, Ierland, Engeland, Noorwegen, Duitsland, Tsjechië, Roemenië en Nederland.
Deze landen hadden allemaal iets met elkaar gemeen: ze belichaamden allemaal een westerse cultuur. Misschien is Roemenië nog het enigste land dat andere cultuur bezat dan het westen alleen, maar ik heb er niet de tijd voor genomen die te ontdekken.

IMAG3110
Peru – Ik zal nooit die weg naar boven vergeten. Het was vier uur in de ochtend.

Sinds 12 januari 2016 is de wereld letterlijk en figuurlijk voor mijn voeten groter geworden. De prijs van een wereldreiziger, een immigrant, is dat deuren opengaan. Dromen, televisiebeelden, tekeningen en verhalen krijgen kleuren, geuren en smaken. De ene al mooier en de andere al lekkerder. Niet elke deur opent even toepasselijke mogelijkheden en soms wil je de deur niet door, maar de koppigheid van een wereldreiziger kent ook de trotsheid van een narcist. Je geeft je niet zomaar gewonnen, want daarvoor ben je niet zover gekomen.

De koppigheid van een wereldreiziger kent de trotsheid van een narcist

Werelden gaan voor je open zonder dat je de deur weer helemaal kan sluiten. Het is een verslaving van een combinatie aan opwinding en onwetendheid: dodelijk wanneer je er teveel ineens van neemt.

IMG-20160424-WA0039
Peru – Tussen de resten van een oude Incastad

Twee werelden en een onsterfelijk dubbel verlangen is mijn prijs die ik betaalde voor mijn tien maanden zelfstandigheid, die ik hier en daar heb opgedwongen, dan al eens verdiend. Van mezelf. Mijn rugzak en ik, en al de rest kan gestolen worden.

Ik heb het van kleins af aan al willen kunnen: op twee plaatsen tegelijk zijn. Daar was het herfstfeest van de scouts en enkele kilometers verder mijn voetbalwedstrijd. Beiden begonnen op zaterdagnamiddag om twee uur. Ik moest dus kiezen, want ik had al eerder ondervonden dat het me niet lukte om op twee plaatsen tegelijk te zijn. Geen ruimte voor ingevingen op het laatste moment. Mijn hart brak, ik voelde me machteloos verscheurd, en het was niemands schuld.

Afstand heb ik al altijd geweten, maar de omvang ervan, nooit begrepen.

Wat ik toen dacht te kunnen omschrijven als ‘het einde van de wereld’, is vandaag niet minder waar. Alleen gaat het niet meer tussen Melle en Gentbrugge, maar België en Suriname. En dat komt, hoe raar dat ook mag klinken, op hetzelfde neer. Afstand is iets wat ik altijd al heb geweten, maar ik heb de omvang ervan nooit begrepen.

IMAG5592
‘Happy days’ in Indonesië

Sinds 15 september 2016, de dag dat ik landde op Belgische bodem, is de wereld onder mijn voeten – letterlijk en figuurlijk – een stukje kleiner geworden.
Het leven draait hier, en daar. Hier waar ik ben, en daar waar ik niet ben. Tegelijk en op hetzelfde tijdstip, dat alleen anders is in cijfers. Maar ook de dagen gaan daar vooruit, daar waar ik niet ben maar het wel ken.

En het ‘daar’ even graag willen zijn als hier, is de prijs die ik betaal. Wat ooit genoeg was, is dat nu niet meer. De rust moet daar nog in vinden.

Wedergeboorte

Bijna 22 jaar geleden was kleine ongeboren Zoë nog in de buik van de mama. Ik bleef even langer zitten dan negen maanden want ik vond het blijkbaar best gezellig daarbinnen. Bijna 22 jaar terug schonk mijn mama me het mooiste cadeau dat iemand maar kan geven. Een gezond leven. Nu, naast goede puntjes op school en een eerder moeilijke tienerperiode waar ik even de donkere kant opging met een foute Tokio Hotel periode, heb ik mezelf het op één na mooiste cadeau geschonken. Ik heb mezelf doen herleven. En dit bedoel ik op vlakken die ik nooit zal kunnen beschrijven. Ik heb de ballen die ik niet heb bij elkaar geraapt en 12 januari stapte ik op het vliegtuig naar Amsterdam. Naar Paramaribo naar Curaçao naar Panama naar Lima naar Cusco naar Lima naar Santiago naar Auckland naar Sydney naar Bali naar Qatar naar Johannesburg naar Port Elizabeth naar Johannesburg naar Qatar naar Brussel. Ik bevind me nu voor de tweede keer in Doha, Qatar en heb nog één laatste vlucht te gaan (btw ik hou van Qatar Airways!) Nu ik al die vluchten zo op een rijtje zet voel ik me plots wel schuldig om mijn stijgende ecologische voetafdruk. Oeps….. Ik hoop dat het boompjes planten en het naar geen autorijden Saar iets aan kan bijdragen.

Ik heb een hand uitgestoken naar een klein deeltje van de wereld. Ik heb nooit de illusie gehad de wereld te verbeteren want dat is wat ik noem een onmogelijke eenmansoperatie. Ook samen met andere vrijwilligers kan het serieus tegenvallen als je intentie is om hét grote verschil te maken. We zorgden voor een glimlach op het gezicht van een kind, maar ook van een oudere, en doet mij raar maar waar, al heel goed voelen. Maar ik ben ook niet naïef. Hoe snel mijn handen ook bomen kunnen planten, machines aan de andere kant zullen altijd sneller zijn in het afbreken. Waar ik een muur bouw voor een kinderschool, loopt de plaatselijke organisatie met de meerderheid van mijn geld weg. We kunnen proberen, maar niet oplossen. Daarvoor is de wereld tegroot, te verschillend. En dat is maar goed ook.
Ik heb geen verschil gemaakt op globale schaal. Maar ik heb harten geraakt waarvan ik nooit had gedroomd ze te leren kennen. Ik heb kennis gekregen en gegeven en het belangrijkste van al, ondanks alle vreselijke lelijke dingen waarin de mens in staat is, en dan spreek ik over inclusief mezelf,  ik ben gaan houden van het leven, mijn leven.
Bijna 22 jaar geleden vroeg iedereen aan mijn mama hoe het met haar ging. En nu vraag ik me af, was ze ongerust? Gespannen? Misschien was ze zelf al geïrriteerd op mij nog voor ik geboren was. Maar mama kennende was ze voornamelijk bezorgd. Met iedereen bezig behalve haarzelf. Geschiedenis herhaalt zichzelf. 9 maanden zijn weer voorbij, ditmaal kom ik wel op tijd.
Om eerlijk te zijn, ik wil niet naar huis. Want ditmaal is het ik die de vragen moet beantwoorden. ‘Hoe voel je je?’, ‘Hoe was het?’. Laat me je nu al zeggen dat ik hierop geen antwoord heb, of beter gezegd ik heb teveel antwoorden. Hoe kan ik ooit verwoorden hoe het voelt om op de achterbank van een safarijeep te zitten grappen over de penis van een neushoorn die we voor ons in alle glorie kunnen bewonderen (deze is trouwens gigantisch!). Hoe kan ik beschrijven hoe het voelt om je zatte locale Indonesische vriend naar huis te moeten brengen met zijn scooter, want meneer is te dronken om jou, zoals afgesproken, naar huis te brengen. Dus daar zit je dan, handen aan het stuur en zatte vriend achterop. Het felle maanlicht en zijn sterren houden je gezelschap samen met de oceaan die links van je tegen de rotsen kletst. Twee eenzame (idioten?) zwemmen in het water met een zaklamp op het hoofd en een speer in de hand, op zoek naar vis voor de markt de volgende ochtend. Dat allemaal terwijl je eigen scooterskills zwak zijn, je ook zelf een glaasje Arak teveel op hebt en de weg niet bepaald geasfalteerd is zoals we het kennen. Hoe kan ik je doen beseffen dat je over de kleine straatjes van Cusco over de varkenshoofden, ananassen, appels, papaya’s, riet, hout, over de weegschalen, langs de tandenstokers, straatlessen, preken en de grootste brol die je maar kunt inbeelden moet rennen om op tijd een bosje bloemen af te geven als bedanking voor de school die ervoor gezorgd heeft dat je je goed gaat voelen in een andere taal en cultuur. Hoe kan ik verwoorden hoe het voelt om je in de steek gelaten te voelen door een vriendin die je nog geen twee uur kent? Hoe het voelt om steeds opnieuw en opnieuw en opnieuw afscheid te moeten nemen tegen mensen die je voor eeuwig aan je zij wilt hebben, gewoon omdat de eerste zinnen die je deelde niet gingen over je afkomst of leeftijd. Hoe kan je begrijpen dat Nemo en Dora (is het Dora?) op 5 centimeter van je zwemmen maar dat je maar moeilijk aandacht aan hen kan schenken want een fluoricerende gele paling vult je hele zicht. Ik kijk terug op mijn foto’s maar ik ben teleurgesteld, de meeste doen niet eens recht aan hoe het in werkelijkheid was.
Ik kan mijn verdere leven volpraten met verhalen en bedenkingen over deze reis. Mooie en minder mooie momenten hebben mijn laatste negen maanden gevuld. Je mag me altijd vragen hoe het eten in Paramaribo was of het weer in Nieuw-Zeeland. Ik kan alles tot in het detail herinneren alsof het gisteren was, en tegelijk herken ik mezelf niet in mijn herinneringen. Als ik Zoë een bus zie nemen in Cusco, is het alsof ik naar een film kijk. Negen maanden later en ik kom terug naar België, als een ander persoon, maar meer mezelf dan ik ooit ben geweest. En ik heb er nog niet genoeg van. Reizen is mijn drug. En ik heb shot na shot na shot na shot kunnen innemen. Ik kan met volle zekerheid zeggen dat ik verslaafd ben. Het leven is veel te interessant daarbuiten om niet te ontdekken. Er ligt een hele wereld voor me open, en met nu een klein stukje te hebben leren kennen, is mijn honger alleen maar gegroeid. Het is sterker dan ooit tevoren. Ik ben verdrietig dat dit hoofdstuk is afgesloten, maar ik ben o zo dankbaar. Voor mijn mama, maar ook zeker voor mezelf. Als ik terugkijk, en men zegt toch altijd dat als het einde nadert, je begint na te denken over het begin. Ze konden niet meer gelijk hebben. Als ik terugkijk naar wat ik allemaal gedaan, gezien, geproefd, gelezen, geruikt, gevoeld en beleefd heb, kan ik alleen maar fier zijn op mezelf. Ik heb geleefd als nooit tevoren, al mijn zintuigen en gevoelens stonden dag en nacht op een hoog pitje. Een intense rollercoaster aan gevoelens is het geweest. En het heeft me geraakt tot in het diepst van mijn botten. Ik voel dat ik leef en meer nog, ik ben gaan houden van het leven op een manier die nieuw voor me is. Ik hou van ons leven, het leven van jij en ik, maar ook zeker mijn leven. Ik hou er zoveel van dat ik het soms haat en verafschuw en het me fysiek en mentaal kan breken. Ik heb werkpuntjes van mezelf tegengekomen waarvan ik niet eens besefte dat ik ze bezat. Maar ik stond ook meerdere malen versteld van mijn onafhankelijkheid en sterkte, waarvan ik ook niet besefte dat ik het zoveel in me had. 

Ik ben verdrietig. Maar dit is niet het einde. In tegendeel, ik probeer deze ervaring te zien als de introductie van mijn leven. Er volgt nog een volledig boek aan verhalen en ervaringen. Ik heb een gevoel leren kennen dat sterker is dan wat dan ook. Sterker dan de invloed van geld, liefde, relaties of familie. Lust. Ik heb levenslust opgewekt. Ik wil meer leven, intens leven. In de afgelopen maanden ben ik gewend geraakt aan adrenaline, spanning en onwetendheid. Ik ben verslaafd en heb meer honger dan ooit tevoren. Honger naar leven, mezelf uitdagen, nieuwe avonturen opzoeken. Want het cadeau dat mama me bijna 22 jaar geleden heeft gegeven ben ik niet van plan om te verspillen. Ik ben vastberaden om er het beste van te maken. En ik ben erachter wat het beste voor mij is. Ik wil terug naar die onafhankelijke intense vrijheid, want ik heb ondervonden hoe het voelt, en het is het meest fantastische, heerlijke gevoel dat ik ooit ervaren heb. Ik voel me onoverwinnelijk, zelfstandig, onafhankelijk, mooi en tevreden met wie ik ben, ook met alle werkpuntjes die ik heb. Ik ben hier, ik mag er zijn en ik zal terugkomen. Peace out

 

Zwartwit

Kwantu, letterlijk vanuit het Korsa vertaald als ‘plaats waar iedereen samenkomt’, is niet wat ik had verwacht van Zuid-Afrika. Het was een grote teleurstelling bij mijn aankomst enkele weken terug. Hier komt het op neer: een vijfsterren lodge in het midden van een 6000 hectare groot nationaal park. Een privaat nationaal park. Waar mensen duizenden rand neerleggen voor een nacht, en nog eens enkele voor een gamedrive. En maar lachen en foto’s maken van Zulu en Simba, de twee mannelijke leeuwen in het park. En de ‘oh’s en de ‘ah’s slaan je om de oren bij het zien van olifant nummer 10. Een batterij van de camera gaat sneller leeg dan 100 rand in de plaatselijke winkel. Ze noemen het vrijwilligerswerk, maar we zitten meer op onze poep terwijl we naart hartelust bediend worden door de plaatselijke werkers. De zwarte werknemers. Al wat ik zag bij aankomst was zwart-wit, de plaats van samekomst was voor mij eerder een harde klap in het gezicht van hoe hard twee verschillende huidskleuren niet samen kunnen komen, terwijl ze fysiek wel in elkaars omgeving leven. De blanke vrijwilligers krijgen de luxueuze kamers met de grote lounge en ontzettend veel versiering om het gevoel van Afrika op te wekken. De zwarte werknemers krijgen de ‘koten’ in het achterhoekje, waar niemand ze kan zien. Er wordt voor ons gekookt, gewassen en geplassen. Vorige week morste ik wat koffie op de tafel, ik ging naar de keuken en vroeg om en natte doek. Ze lieten me niet toe om het zelf op te kuisen. 2 minuten stond ik te discussiëren voor ik het uiteindelijk opgaf en de man mijn tafel liet afkuisen. Ik voelde me heel ongemakkelijk. Links en rechts zag je de zwarten -(ik hoop oprecht dat niemand een probleem heeft met deze woordkeuze, ik gebruik ‘zwarte’ omdat dat hier in Zuid-Afrika gebruikt wordt om een donkere man of vrouw te beschrijven)- de grond voor je voeten schoonmaken. Het zwembad wordt voor je ogen iedere dag schoongemaakt, terwijl er zelden iemand zwemt want daarvoor is de lentezon nog een beetje te zwak. Het gaat allemaal om het zicht. Ze zetten hier een mooi, hypermodern gebouw neer waar je als gast lekker kunt eten en naar de diertjes kijken. En de zwarten die werken maar om je heen. Het leek de andere vrijwilligers niet op te vallen. Het deed hen niet zoveel. Maar bij mij kwam het aan als een steek in mijn hart. Ik liep gefrustreerd, geirriteerd en ongelukkig. Na maanden van interactie en ontdekking in de verschillende culturen van over de hele wereld, zit ik hier vast in dit klein, maar tegelijk gigantisch, privaat nationaal park. Er is geen uitweg, tenzij je de ballen hebt het op te nemen tegen de wilde neushoorns, leeuwen, olifanten aan de andere kant van het hekken. Om eerlijk te zijn, zelf van een impala zou ik liever uit de buurt blijven.

Drie weken geleden was ik klaar om het op te geven. Zo graag wou ik weg, de onbekende wegen van Zuid-Afrika ontdekken. Het echte leven, de echte cultuur gaan opsnuiven. Het was me gelukt in alle andere landen tot zover, dus waarom zou het hier niet lukken? Ik voelde me gevangen en telde de dagen af naar mijn thuiskomst. Ik voelde me slecht en niet op mijn plaats tussen de andere vrijwilligers en de levensstijl van Kwantu. Maar een tekort aan geld en angst voor onveiligheid hield me binnen de hekkens van Kwantu Private Game Reserve. En exact het feit dat er geen uitweg is, heeft me gedwongen tot acceptatie. Het duurde even voor mijn hoofd niet meer zonder waarschuwing of enige controle op zoek ging naar vluchtwegen.

Pas als ik de situatie accepteer, heb ik kans om weer oprecht gelukkige herinneringen te maken. Zonder acceptatie zit ik vast. Alles sloeg zo een beetje over toen ik drie weken geleden op hike ging. Elke woensdag maken we een 10 km lange wandeling in het afgesloten deel van Kwantu, waar de gevaarlijke dieren niet zitten. Dit wordt gezien als een van de activiteiten die we doen. Het is mooi om te zien: de plekken waar ik me in eerste instantie verveel, worden na een fase van verveling terug interessant. Het is alsof ik door een soort van vervelingsfase moet gaan om echt te kunnen gaan apprecieren wat de plaats allemaal inhoudt. Waar ik vroeger met een lang gezicht in de auto zat, door het park rijdende op zoek naar dieren die we al gezien hadden en die ik misschien eerlijk gezegd ook al een beetje beu gezien had, zit ik nu met de grootste glimlach. Ik geniet van het uitzicht wat ik in eerste instantie maar teleurstellend vond, kale heuvels met af en toe een ‘bush’. Ik deel dezelfde humor met de andere vrijwilligers waarvan ik ze eerst maar een beetje oppervlakkig vond. En ik heb ontzettend interessante gesprekken met de mensen die mijn tafel schoonmaken, mijn ondergoed wassen, mijn gras verzorgen, mijn lunch voorzien en naast me op de stoel door het park rijden.

Nog steeds maakt de zwarte dame elke dag opnieuw mijn bed op. Nog steeds worden we elke donderdagavond verwend met uitzonderlijk lekker eten op locatie, terwijl ik nog steeds denk dat we dit niet verdienen. Nog steeds doen we aan fence patrol, waarbij we met twintig achter elkaar lopen op zoek naar een gat in het hekken, om dan een uur later langs hetzelfde hekken terug te lopen nog stees gaan we elke namiddag op ‘gamedrive’, waarbij ze ons vertellen dat we dieren gaan tellen om op de hoogte te blijven van de populatie. Wat voor mij gewoon een esxcuus is om het park in te gaan, want op 1 namiddag zijn alle dieren zowat geteld met zoveel vrijwilligers. Nog steeds voelt het werk iet wat nutteloos aan. Zeker wanneer je stenen staat te verzamelen in een storthoop die nog steeds niet opgekuist is, maar dat ze wel van plan zijn snel te doen.

Maar ik zie ook hoe ijverig de werknemers zijn om de poort voor ons te openen, al is het dan maar uit verveling. Hoe ze samen 1 grote familie vormen waarin banden intens en snel gemaakt worden. Hoe ze lopen om een papiertje dat we nog moeten tekenen, terwijl we nog de hele dag hebben, en ik zie de grote glimlach als ze naast me de zoveelste fence patrol van hun leven lopen. Overal waar ik kijk zie ik opgewekte blije gezichten. Elk uur van de dag is er die energie die de lucht vult. Energie van leven en blijschap. Deze mensen zijn blij om hier te zijn, hebben hun vrienden en de natuur om zich heen. Ze hebben werk en verdienen goed, ze kunnen op deze manier hun familie onderhouden. Ze krijgen drie keer per dag te eten en blijven op het rechte pad. Het feit dat hun slaapkamer niet zo luxueus als de mijne is maakt hun niet uit. Want het leven draait om buiten zijn, plezier en warmte. Ze zijn gelukkig hier te zijn. Dus, zou jij mijn koffie met een glimlach opkuisen?

Ik wel.

Een niet-zo nutteloze boodschap

‘Ik schrijf u, zonder uiteindelijk doel, maar met het gevoel dat ik deze, eerder nutteloze, boodschap met u wil delen. Lang leve de ontwikkelde Westerse Wereld waarin het maar een paar muisklikken kost om mijn boodschap tot bij u te krijgen. Ergens hoop ik dat het niet al te vreemd is om dit te ontvangen van een wildvreemde. 

Here goes: Ik ben al vergeten hoe ik op uw blog over uw wereldreis ben terecht gekomen (zo’n internet/blogspotter ben ik niet), een tijd geleden heb ik het aan mijn favorieten toegevoegd om eens te lezen als ik tijd had. Wel, deze middag, las ik alles wat je geschreven hebt en het heeft me geraakt, tot tranen toe. Een jaar geleden ben ik voor het eerst echt op reis gegaan, al was het maar voor een maand. Ik ben niet meer dezelfde als ervoor maar tegelijkertijd ben ik zoveel meer mijzelf. Ik herken zoveel in uw woorden en kan alleen maar raden naar wat zo’n reis, van zo’n duur, met een mens doet. Wie weet waar brengt het leven mij later; als ik ooit op wereldreis ga, zal het met een deel van uw verhaal in mijn achterhoofd zijn.’

Dit bericht kreeg ik vandaag toegestuurd van Tamara. Ik ken Tamara niet, heb haar nog nooit gezien of niet gesproken, we zijn geen vrienden op Facebook. Maar ik voel me meer met haar verbonden dan met elke andere vreemdeling. Mijn hart werd warm bij het lezen van haar ‘nutteloos’ bericht. Een bericht dat ik helemaal niet nutteloos vind. Haar woorden hebben meer impact op mij dan die van jou.
Het is lang geleden dat ik een blogpost heb geschreven, en dit heeft verschillende redenen.
(1) Ik voel me goed in Bali. Eindelijk, weer leven op straat. Eindelijk, karakter en charme overal waar ik kijk. Motorbikes in een verschrikkelijk chaotisch verkeer, mannen die de hele dag hangen op de hoek van de straat, kleine, onhippe eettentjes, arme miezerige winkeltjes waar je het ongedierte bijna ziet kruipen onder de tafel. Fruitwinkels waarin men zich niet bezig houdt met het mooi  presenteren maar alles gewoon op de grond ligt. Detail en versiering in elke muur op straat, oneven smalle voetpaden waar je moet uitkijken of je breekt je been. Kleurrijke bloemen op gedetailleerde beelden. Palmbomen onder een fel brandende zon. Een warme lucht die je dag en nacht om je lichaam nestelt. De zweetdruppels die van mijn voorhoofd druppelen bij het afdrogen na een koude douche. Gekraai van hanen elk uur van de dag, klaar voor hun volgende hanengevecht op straat. Salamanders groot en klein die je gezelschap houden op de muren en het plafond boven je zetel in een warme, kleurrijke tuin. Het feit dat kinderen van acht jaar blootsvoets, zonder helm en met hun vierjarig zusje tussen de benen een motorbike kunnen besturen zoals wij kunnen fietsen, maar als ik het probeer ik na vijf minuten al tegen de grond aansloeg. Vrouwen op bouwgronden die met vijf tot zes bakstenen op hun hoofd de trap aflopen zonder maar één keer naar beneden te kijken. Mannen die een groot varenblad van de boom breken en als paraplu gebruiken wanneer het begint te regenen. En wanneer de regen valt, kun je maar beter je slippers aanhebben, want de straten lopen onder. De inventiviteit van de inwoners gaat mijn verbazing te boven.
Er is rust. Het is druk en er lopen overal zoveel mensen dat het slalommen is zowel op de weg als naast de weg, maar er is vrede. Ik krijg hier de volledige indruk dat het leven, ondanks dat het hard werken is, ook gemakkelijk is. Je leeft. Zo gemakkelijk kan het zijn, niets meer en niets minder. Enkele dagen geleden kreeg ik een bericht van Yasmien. Blijkbaar hebben er zich aanslagen in Thailand voorgedaan. Ik moet eerlijk toegeven dat ik het nieuws niet volg. Vorige week moest me een nieuwe vrijwilliger uitleggen wat Pokémon GO was, ik begrijp het nog steeds niet en eerlijk, het interesseert me ook niet. Het nieuws niet volgen maakt van mij een slechte journalist. Althans, volgens de regels aangeleerd op school. Wees altijd alert, weet wat er zich afspeelt in de wereld, je moét het nieuws volgen. En nu ben ik hier, aan de andere kant van de wereld en zie ik met eigen ogen wat er zich hier afspeelt.
Ceremonies, feesten, familie, eten, werken, geloof, plezier, en misschien ook naïviteit. Drie weken ben ik hier nu, en ik heb nog niemand ooit de krant zien lezen. Ik moet zelf eens goed nadenken waar je de krant hier kunt gaan kopen. Het interesseert de mensen hier niet in welke miserie de medemens in andere landen zichzelf aandoet. En dat maakt me misschien wel een slechte journalist, het maakt me een gelukkiger persoon. Er is hier geen voelbare angst, geen voelbare frustratie, geen voelbare haat. Je leeft en je maakt er het beste van hoe jij er van wilt genieten. Ik las het bericht over Thailand en plots kwam er een baksteen van realiteit bij me binnen vallen. Voor even was ik vergeten dat er ook nog zoiets bestaat als de rest van de wereld. Dat oorlog, ruzie, haat, frustratie, dood, vernietiging en aanslagen voor teveel mensen dagelijkse realiteit is. En dat ze steeds meer een grote rol gaan spelen in het Westen. Dus ik sluit mijn ogen en oren, maak van mezelf een slechte journalist. Ik leg mijn telefoon weg en wandel de straat op. Waar kinderen op de motorscooter voorbij me scheuren, waar vrouwen de dagelijkse bloemofferring voor de deur voorzien en de plaatselijke taximannen de hele dag op de hoek naar je staan te roepen. Een straat waar er geen geloofshaat bestaat, waar bommen en vernietiging begrippen zijn die niet begrepen worden. En nog voor de eerste scooter me passeert, nog voor de eerste druppel heilig water op een bloemstukje neervalt, ben ik Thailand vergeten. Want ergens in de rest van de wereld, inclusief mijn thuisland, mag dan door woelige tijden gaan, ik prijs mezelf erg gelukkig dat ik toch aan een stukje ontsnapt ben. Ik ben en blijf niet op de hoogte van de gebeutenissen in de rest van de wereld, ik leef in mijn eigen stukje aan de andere kant van de wereld. Een stukje dat ik met eigen ogen, oren, neus en mond kan leren kennen. Ik ben in de rest van de wereld, en de slechte journalist in mezelf maakt van mij een gelukkiger persoon. Ik kan leven.
De volgende, en meer invloedrijke reden waarom ik zo lang niet geschreven heb is omdat ik ergens de hoop had opgegeven dat mensen me zouden begrijpen. Proberen jullie zich echt een voorstelling te maken bij een chaotisch motorverkeer in smalle straatjes of denken jullie aan de file op de Brusselse ring en nemen genoegen met dat beeld. Ja, chaotisch toch. In hoeverre kunnen mijn woorden een voor jou nog nooit geziene strand beschrijven? Waar het zand niet wit is, en de golven op nog geen dertig meter van mijn stranddoek de surfers hoog houden. Ik kan het zelf nauwelijks bevatten, laat staan op een manier beschrijven waar jullie zich in kunnen vinden. Ongeacht of je je best doet of niet, het is eigen aan de mens om alles vanuit zijn/haar eigen ervaring en achtergrond te bekijken. Dus wat heeft het voor zin dat ik het hier allemaal zit te beschrijven?
En dan kreeg ik vandaag dit bericht, en ik besef dat ik mensen bereik. Dat ik een klein verschil kan maken in iemand zijn opinie, emotie of denkwijze. Misschien wel in iemand zijn toekomstplannen. En dat kleine verschil geeft me zoveel trots dat ik niet anders kan dan blijven schrijven. Ik dank Tamara voor deze eye-opener. Ik heb dan geen honderd volgers of reisfoto’s waar meer werk dan genot is in gestoken, maar wie heeft honderd volgers nodig als je weet dat je toch 1 persoon persoonlijk hebt bereikt. Dus je mag je verwachten aan een volgende blogpost, en een volgende. Ik heb heel wat te delen en ervaren, en heb altijd geweten dat ik moet blijven schrijven, alleen was mijn moed om het te delen even zoek. Het is dan ook alleen maar toepassend dat ik deze blog afsluit met een quote die Tamara mij heeft gestuurd, en waar ik helemaal achtersta: “The pleasure we derive from journeys is perhaps dependent more on the mindset with which we travel than on the destination we travel to” – Alain de Botton.

 

Small town fever

We leren om te accepteren wat we hebben. Blij te zijn met de kleine dingetjes in het leven. Maar wat met het accepteren van de dingen die we niét hebben? Hoe moeilijk is het om te accepteren dat we het geld niét hebben om leuke dingen te doen, in vergelijking met accepteren dat we een beetje geld hebben óm leuke dingen te doen?

Ik bevind me de laatste tijd in situaties waarbij velen hun ogen opentrekken van verwondering of op de vind-ik-leuk knop drukken. Dat vind ik stiekem dan weer leuk, ga ik niet om liegen. Maar, en er is altijd een maar de laatste tijd. Gaan schilderen in een tavern in the middle of nowhere is, en terecht, een reden om verwonderd te kijken. Wauw. Cool. Rattenvallen labelen en herstellen in Westport, een dorp waar alles max 10 minuten wandelen van elkaar verwijdert ligt,is – en terecht, een vind-ik-leuk knop waard. Want het is uitzonderlijk, dat backpackers langer dan een nacht in hetzelfde dorp blijven slapen. Laat staan dat ze zich dan ook nog eens als vrijwilliger bij de Council aamelden. Wauw. Cool.

Maar schilderen in the middle of nowhere betekent voor de backpacker ook: the middle of nowhere. Als in: er is niets te doen en niemand om iets mee te beleven. Je hebt de oude plaatselijke garde in de bar beneden, die alleen maar in hunzelf zitten mompelen en de laatste dag dat ze nuchter zijn geweest niet meer herinneren. En elke dag opstaan om rattenvallen te herstellen betekent ook elke avond gaan slapen in hetzelfde dorp waar van zodra de zon ondergaat (17:00) er niets meer te doen is.

Er wordt altijd gezegd dat we niet teveel aan huis moeten denken, dat zorgt alleen maar voor heimwee. Maar soms is het eens goed om aan huis te denken. Op reis is er geen nood aan heimwee, maar wel aan perspectief. Backpackers zijn verwende mensen. Na twee dagen in de bergen denken de meesten het al gezien te hebben. Ze willen verder, sneller en meer. Op naar het volgende. Het is dan ook geen gemakkelijke uitdaging om alle verleidingen te weerstaan en in hetzelfde ‘nietsbetekende’ dorp te blijven hangen. Dag na dag niets nieuws meer te ontdekken, niet weten wat te doen na de werkuren of de plaatselijke unieke lunchbar wel gezien te hebben. Backpackers zijn verslaafd aan nieuwe indrukken. Zonder dat de adrenaline gaat stijgen op een dag wordt het al snel gezien als een saaie dag. Ben ik mijn tijd aan het verdoen?

Maar ik ken mijn weg in het dorp, de mensen van de lunchbar beginnen mij te herkennen en ik loop zonder denken naar het werk. Is het spannender om elke plaats eve snel te doorzien en veel verschillende plaatsen te kunnen ontdekken? Ik denk van wel. Maar soms geeft het leven en zijn omstandigheden je de kans niet en dan moeten we dat accepteren. Accepteren dat we het geld niet hebben, zonder daaraan wrange gevoelens over te houden. Het is een uitdaging waarin ik nog niet ten volle geslaagd ben, maar we zijn op de goede weg.

Er is die druk, zoveel druk van zowel andere reizigers als je omgeving om weer die rugzak op te pakken en verder. Sneller. Meer. Anders doe ik niets, zie ik niet genoeg plaatsen. Ik moet meer plaatsen kunnen ‘pinnen’. Maar backpacken is niet een lijstje maken van plaatsen en ze zomaar gaan afvinken. In de auto, uit de auto, foto maken, in de auto. Hoe kun je op deze manier een beeld vormen van de maatschappij, van de verschillende levensomstandigheden als je er zomaar een foto van maakt en hup, weg. Sneller. Meer. Maar het is de manier waarop de meesten het doen en het is die manier die ik ook wil. Weg, sneller, meer.

Het is niet zo spannend, en de adrenaline pompt minder dan gewoonlijk. Maar het is het leven dat ik ontdek van een klein dorpje ergens aan de West Coast van Nieuw-Zeeland. Om iets te proberen begrijpen, proberen te zien, moet je eve blijven rondhangen. En dat vraagt ook saaie avonden en nutteloze verveelmomenten. Daar heb ik het moeilijk mee, maar zo hebben de bewoners van dit dorp.

Daarom is af en toe eens aan huis denken een goede zaak. Want laten we eerlijk zijn, een zaterdag op de fiets de West Coast afrijden en daarbij zeehondjes spotten, het is niet iets wat ik thuis kan doen. Geen spannende backpackersdag met smullende verhalen, maar een uitzonderlijke dag. En morgen, als ik gewoon uitslaap in het hostel en daar naast de hele dag in mijn pyjama hang is dat een uitzonderlijke dag. Gewoon omdat het is, niet omdat ik iets speciaals heb gedaan. Soms moeten we er gewoon zijn, en dat is genoeg. Dus ik probeer en probeer. De ene dag voel ik me goed en de volgende dag wil ik het liefst van al gewoon die vlieger pakken, op naar het volgende. Het leven van een backpacker… We willen het allemaal.

Geen zorgen

Ik bevind me momenteel al een maand in Nieuw-Zeeland en na het planten van duizenden bomen vind ik nu mijn weg naar het zuidelijke eiland. Mijn mams liet me via mail weten dat er in België nogal wat zorgen ontstaan omdat ik niets post. Aan allen die zich zorgen maken: ik adem nog steeds. Aan allen die zich geen zorgen maakten, wel…..Ik adem nog steeds. Ik schrijf nog steeds heel veel, alleen deel ik dit niet met jullie. Want ik bevind me in dat stadium waarbij ik (1) niet weet wat te schrijven voor een tijd, (2) ik twijfelde of het wel zin heeft om mijn bevindingen te delen met jullie. Ik kan pagina’s vol schrijven over mijn cultuurshock die ik bij mijn aankomst in Auckland ervaarde, of over het feit dat de westerse mentaliteit me niet meer zo zint. Over het feit dat de maatschappij voornamelijk gebaseerd is op geld, succes en tijd. Daar zie ik het punt niet meer van in. Ik kan uren schrijven over het feit dat ik niet meer weet wat ik moet denken over de wereld, over de tegenstrijdige gevoelens van oneerlijkheid, prioriteit, egoïsme en zelfbehoud. Ik kan blijven schrijven en dat doe ik ook op papier. En ergens heb ik misschien de hoop opgegeven dat jullie me kunnen begrijpen, want op dit moment begrijp ik mezelf niet eens. Ik ben verloren en op zoek. Maar ik weet waarom ik niet na Peru naar huis ben gekomen, zoals mijn mama me altijd aanraade. ‘Waarom moet je nog naar die andere kant?’

Omdat ik dit alleen door moet. Anders zou ik al deze tegenstrijdige gevoelens hebben in een omgeving waar ik ben opgegroeid, met mensen die me denken te kennen. Ik ken mezelf niet eens. En om uit te vinden wat ik ben, wie ik ben en waar ik naartoe wil, moet ik in een onbekende omgeving zijn, met vrienden die me niet kennen maar die me kunnen laten inzien wie ik aan het worden ben. Het woord reizen spreekt voor zich, ik sta niet stil in het groeien van mijn zijn. Elke avond ga ik als een ander gaan slapen als wie ik was toen ik opstond. En toch ben ik nog steeds dezelfde. Ik denk dat jullie na het lezen van dit toch kunnen inzien waarom ik even niet gedeeld heb. Ik weet het allemaal niet meer. En dat is het fantastische, spannende en verslavende gevoel dat me de kracht geeft om verder te gaan.

Ik ben verslaafd aan het niet weten, ik hou van mijn koffieuurtjes met pen en papier. Ik denk meer over het leven dan soms goed voor me is en ik weet nog steeds niet waar ik binnen een week zal vertoeven. Ik noem het geen crisis want daarvoor heb ik het veel te veel naar mijn zin. Maar ik voel me ook een beetje raar en weet niet altijd meer wat ik nu moet denken over de aarde. Ik zie mooie landschappen en prachtige nattur, adembenemende momenten. Maar het lijkt wel hoe meer mooie dingen ik mag bewonderen, hoe meer ik een lelijk beeld van de aarde schep. Want achter elke mooie foto zit in lelijk verhaal. Gigantische jungle? Bomen worden gekapt om de hoek van je camera. Krijg je help van een breed glimlachende Peruaan? Wees bereid je portefeuille open te trekken nádat je de hulp hebt ontvangen. Mooie blauwe wateren in Nieuw-Zeeland? Tot het je taak is om het strand op te kuisen. Ik moet je niet gaan vertellen dat de wereld zijn problemen kent, maar wat moet iemand vertellen die nog maar pas het concept ‘wereldproblemen’ ondervindt?

Onderweg is mijn zijn

Het gaat mij niet om het zien van Machu Picchu, de one-night stand op de achterbank van de auto (sorry mams), de zeeleeuwen spotten bij de Ballestas Islas, op het strand hopeloos een kleurtje willen opdoen in Paracas, de uit zandsteen gemaakte kerken in Cusco bewonderen, het bekijken van de Temple of the Sun, het beklimmen van de Rainbow Mountain of het bezoeken van vele verschillende incaruines. Dat hoort erbij. Ik hou van een uitdaging en zal blijven proberen jullie duidelijk maken wat de impact is van een wereldreis op iemand zijn persoonlijkheid. Maar hoe beschrijf ik iets wat onbeschrijflijk is? Het gaat hem om de kleine dingetjes die je doen beseffen dat je niet thuis bent, en tegelijk wil je nergens anders zijn.

Reizen voor mij is…

13224108_10209240940329953_1035640655_oHet vierjarig kindje uit je klas om vijf uur in de ochtend sigaretten zien verkopen aan de ingang van de pubs, de borst die naar boven komt om de baby te stillen tijdens de mis in de kerk, het feit dat je twee keer moet kijken of in de zak die op een vrouw haar rug hangt nu een baby, een lama of wat gerief zit verstopt. Bussen die niet rijden op uren, maar waar je ook nooit op moet wachten want er is altijd wel eentje dat passeert. Het betalen van 1 sol (38 cent) om je te mogen wegen op een standaard weegschaal in het midden van de straat. Een vrouw die langs de kant van de weg zit te wachten tot iemand passeert die 1 van haar 80 wc-rollen wil kopen. Het vele fruitaanbod waarbij elke appel er veel slechter en rotter uitziet dan ik gewend ben, maar zoveel lekkerder is. Het is niet luisteren naar mensen die zeggen dat dit fruit eerst gewassen moet worden voor je het mag opeten. Het zijn de affiches van de nog twee overgebleven presidentkandidaten die allebei even corrupt zijn en daarbij nog een corrupte naam hebben ook. Dat je voor een volle bus in het Spaans moet roepen dat je moet afstappen, want bellen kennen ze niet. Het over straat lopen en na 3 blokken pas beseffen dat jij een veel hoger tempo hebt van stappen in vergelijking met je hele omgeving. Of het feit dat je boven iedereen uitkijkt omdat Peruanen nu eenmaal kleine mensen zijn.

Deze week zag ik Shana en Roxanne van Melle Ladies. 13224108_10209240932289752_1337366312_oMijn hoofd sloeg volledig op hol bij het aanhoren van de Gentse ‘R’. Het was toen pas dat ik besefte hoe hard ik die gemist had. Ik had er een gesprek over met Shana. Hoe leg ik deze, mijn ervaring, aan jullie uit? Hoe maak ik mijn vrienden, vrienden van vrienden en familie duidelijk dat een bus nemen in het centrum van Cusco een hele onderneming is? Dat ik zelfvertrouwen nodig heb om de bus te pakken, want je moet assertief, snel en niet verlegen zijn om af te stappen. Als ik zeg dat Cusco, het cultureel centrum van Peru, vies is, kunnen jullie er dan een voorstelling bij maken? Als ik zeg dat je soms de overkant van de straat niet kan zien door alle uitlaatgassen die bussen, taxi’s en auto’s verspreiden, denken jullie dan meteen dat ik overdrijf? Schoenen worden hier nog met de hand gepoetst door kleine jongetjes en oude mannen op straat. Het geeft je een flashback naar honderd jaar terug, terwijl er 21 eeuwse auto’s op de achtergrond rijden. Die 21 eeuwse auto’s, die op 5cm voor en achter je rijden terwijl je de straat probeert over te steken. Dat een 90-jarige man met een gebogen rug van meer dan 110 graden nog steeds hele dagen op straat staat om enkele sneetjes watermeloen te verkopen.

Het is telkens weer, tot vervelens toe, diezelfde t-shirt moeten aantrekken. Avonden op een rij hetzelfde eten zodat ik mijn geld kan sparen om leuke trips te maken. Je tanden staan poetsen in de wc van het restaurant omdat je er net een nachtbustrip op hebt zitten. Het is je arm zien groeien aan armbandjes van herinneringen, de steken in je hart bij het verlaten van een bestemming. Voor mij, reizen is na een lange dag de wifi gaan opzoeken om toch nog even met mijn vriend wat berichtjes uit te delen. Jaaa, voor degene die geen instagram hebben, ik heb een vriend zitten in Suriname. Captura Reizen is mensen leren kennen voor 1 dag, vijf minuten, 3 uur of 1 week tot zelfs enkele maanden. Het is elke maaltijd van de dag delen met iemand anders. Het is eten aan een tafel met iemand uit Oekraïne, uit Frankrijk, Australia en California, je kan je er iets bij voorstellen: de gesprekken zijn intigrerend en fantastisch. Het is een elektriciteitsloze kamer delen met twee uptight advocaten uit Wales en Ierland die nog nooit een zaklamp hebben moeten gebruiken bij het slapen gaan. Het is niet meer weten in welke taal je nu eigenlijk moet gaan denken en alle woorden door elkaar slaan. Het is informatie vragen, opnieuw en opnieuw. Het is je zak inpakken, spullen achterlaten en weggeven. Het is wachten, uitgebreid gaan eten en je zin doen. Het is uitpakken, zoeken en nieuwe muziek leren kennen. Het is alles waar iedereen altijd over sprak en het is fantastisch. Het is je normen en waarden tegenkomen en aanpassen. Het is eten bestellen terwijl je geen idee hebt wat op je bord zal verschijnen. Het is aanpassen en aanpassen, elke keer dezelfde vragen beantwoorden en verschillende straten bewandelen. Het is nooit vervelend en altijd spannend. Het is adrenaline die door je lichaam pompt en de uitputting nadien. Het is vermoeiend en opwindend tegelijk. Het is je energie steken in een schooltje en zien dat er helemaal niets veranderd. Het is een kampvuur met twee onbekenden op het strand aan de Grote Oceaan. Het is onwetendheid, hoop en avontuur. Het is allesbehalve gemakkelijk en ook met momenten frustrerend. 13225152_10209240998131398_759209205_o

 

Het is alles wat iemand die niet reist misschien niet kan begrijpen, het is de beste leerschool in het leven. Het is niet te beschrijven en daarom besloot ik met Shana dat het genoeg is om het zelf te weten. Dit is mijn avontuur en ik kan mijn best doen, en zal mijn best doen, om het te beschrijven, maar als ik niet aankom is het niet erg. Ik weet wat ik doe, ik weet waar ik ben en ik besef wat ik leer. Als er iets belangrijk is, is het toch wel dat ik het besef. Het is van mij, en een open mens als ik zal altijd willen delen, maar stiekem vind ik het ergens wel leuk dat jullie het nooit helemaal zullen beseffen. Zo wordt mijn egoïstisch plekje in mijn zijn toch nog gevuld met verhalen, gedachten, gevoelens en belevingen die jullie nooit zullen begrijpen, tenzij je ook aan het reizen bent, bent geweest of gaat. Het ene is niet minder dan het andere, maar net zoals Peru en Suriname, zijn ze gewoon zo onbeschrijfelijk anders. Peace out!

13250438_10209241013411780_2033758491_n

 

Verloren in onze thuis

Shannon is 24 jaar en komt uit het noorden van Australië. Hij verkocht zijn appartement, nam ontslag op zijn job en reist nu zonder einddatum de wereld rond. Joven geniet nog even van het leven in Zuid-Amerika voor hij begint aan zijn verplichte legerdienst in Zwitserland. Lotte uit België stopte haar studies en kocht een ticket naar Peru, momenteel zit ze in Bolvië. Scott is 38 jaar en kan niet naar zijn vriendin in Signapore wegens immigratieproblemen. Terwijl zijn vriendin in haar thuisland geld spaart om hem te bezoeken, trekt hij rond in het zuiden van Amerika. Dim uit Californië is 21 en ligt in mijn kamer ziek op bed. Ze is net begonnen aan een driemaandelijks avontuur na haar studies en heeft er nu al spijt van. Michaël is 30 jaar en komt uit Frankrijk. Twee maanden geleden leerde hij zijn Peruaanse vriendin kennen in Lima. Terug in Frankrijk verkocht hij zijn huis en nam ontslag. Momenteel reist hij door Peru om het land en de cultuur van zijn vriendin te leren kennen. Hij zoekt uit of hij hier een leven kan opbouwen. Stojna uit Zwitserland en Sherina uit Malesië nemen enkele weken vakantie aan de andere kant van de wereld. Sarah uit Californië doet een vrijwillige stage tijdens haar schoolvakantie in het ziekenhuis van Arequipa, in het zuiden van Peru. Zo heeft ze een streepje voor op haar CV. Dominique uit New York is half Peruaans en wil kijken in welke cultuur haar mama vroeger opgroeide. Leah uit Ohio heeft de luidste lach ooit, maar kent geen gemakkelijk verleden. Om dit allemaal te vergeten reist ze rond. Barbara uit Brazilië is journaliste, maar gaf haar job op bij een magazine en schrijft geen blog tijdens haar avonturen. Chris uit New Jersey verzekert me dat een feestje in Arequipa meer sfeer heeft op 1 avond dan een avond in het huis van de wereldbekende serie Jersey Shore. Een oudere man uit Hawaii (waarvan ik de naam nooit gevraagd heb) is over 70 jaar en op zoek naar een nieuw paradijs, want Hawaii heeft volgens hem zijn beste jaren gekend. Rediat (28) is met haar zus op reis nu ze nog niet gesetteld zijn met man en kinderen. Jamaal uit Hollywood werkt in de mode-industrie en was voor de eerste keer buiten de USA, hij stond helemaal versteld van de Peruaanse cultuur. Jonathan is 25 en komt uit Paracas, Peru. Hij is gebeten door politiek en verzekerde me op een zatte avond dat hij ooit voor president zal opkomen en het land zal genezen van corruptie.
13275369_10209302364465518_1839328158_oWe zijn allemaal verloren en op zoek naar datgene wat een invulling kan geven aan onze definitie van geluk. We hebben allemaal die kriebel, die drang naar meer. We willen meer plaatsen zien, meer uitdagingen aangaan, meer eten proeven, meer ervaringen overleven, meer mensen ontmoeten, meer adrenaline opzoeken. We blijven niet in onze geboorteplaats hangen uit angst dat er iets beters voor ons daarbuiten is. We nemen niet genoeg met content zijn in het leven dat we leiden. Wat als het midden van de Boliviaanse jungle mijn plek op aarde is waar ik thuis hoor? Je weet het niet, tot je het probeert. We zijn nooit verzadigd en altijd nieuwsgierig. We zijn reizigers en we zijn vrij.
Onze mogelijkheden zijn eindeloos en hoe langer we onderweg zijn, hoe meer het besef groeit dat de wereld letterlijk aan onze voeten ligt. We moeten niet terug naar huis, we kunnen er elke dag voor kiezen om een bus naar het noorden, oosten, zuiden of westen te nemen. We moeten alleen onze backpack oppakken en gaan. Meer hebben we niet en meer hebben we ook niet nodig. We zijn op zoek naar ons geluk. Onze plaats op deze veel te grote wereld met teveel keuzes en mogelijkheden. Maar we gaan de uitdaging aan om toch op zijn minst enkele van die mogelijkheden te ontdekken en ondervinden. Zodat we weten wat onze plaats niet is.13262414_10209302364705524_788907074_o
Conclusie? Ik heb mensen ontmoet die 1 week, 1 uur, anderhalve maand, 6 maand, 15 weken en drie jaar on the road zijn. Onze wereld is ons huis. Van elk hostel, elk bed, maken we ons eigen plekje om tot rust te komen. Met al onze nationaliteiten, leeftijden en achtergronden verschillend, maar we zijn samen thuis in een plek waar niemand thuis is. Het is een uitzonderlijk en fantastisch gevoel dat verslavend werkt. We blijven zoeken, en zullen misschien nooit beseffen dat we het gevonden hebben.
13262391_10209293869453148_1737592560_oWe reizen verder en maken vrienden die geen vrienden zijn. Je ergert je dood bij het overhoren van een gesprek tussen drie Cubaanse meisjes die niets willen doen zonder dat Lonely Planet het aanraadt. Je slaakt een diepe zucht bij het arriveren van een oversociaal iemand in de kamer of gebruikt je oordopjes aan het ontbijt omdat die ene uit Wales veel te luid aan het schateren is om 8 uur in de ochtend. Je staat watertandend boven de kookpot omdat een of andere kerel uit Oekraïne overheerlijk aan het koken is en maakt kleine wandelingen door de stad met de eerste beste persoon die het hostel binnenstapt en net als jij wel zin heeft om even de benen te strekken.

We kiezen niet met wie we slapen maar we kiezen naar wie we luisteren. We maken een familie waar we geen bloed mee delen, en we verblijven in een huis dat tot geen van ons allen behoord. We delen materiaal en kennis, verhalen en ervaringen. We maken plannen die we nooit uitvoeren en doen dingen die we niet gepland hebben. We maken fouten, worden afgezet, uitgebuit en gebruikt. Maar voor geen geld van de wereld willen we het reizen opgeven voor een veilige thuishaven.
We overleven op adrenaline, angsten en onwetendheid. We teren op onze kennis en ervaringen maar zijn nooit slim genoeg om niet weer in de fout te gaan. We zijn verslaafd aan het maken van hartbrekende beslissingen en weten niet waar eerst naartoe te gaan omdat er gewoon teveel te zien valt. We steunen de ander ongeacht zijn karakter, achtergrond of nationaliteit. We houden van elkaar zonder elkaar te kennen, want we zijn lotgenoten op dezelfde weg met verschillende bestemmingen.

Bye Cusco, Hello Peru

“Het leven is een reis, geen bestemming“, is een wereldberoemde quote van Ralph Waldo Emerson, die trouwens veel beter klinkt in het Engels (“Life is a journey, not a destination”) dan in het Nederlands. Daar zit ik dan, alleen in de bus op weg naar de wereldberoemde Nasca Lines. Ik heb ervoor gekozen om geen 100 Amerikaanse Dollars te betalen voor een cool en spannende vlucht in een van die kleine vliegtuigjes, maar zelf mijn weg te vinden naar “de toren”, waar ik voor 2 soles (met 1 sol korting dankzij mijn gratis studentenkaart uit Suriname) drie van de lijnen kon bewonderen. Op de publieke bus wordt ik vergezeld door een oudere Peruaanse dame. Ik wou dat mijn mama mij zag zitten, daar zit Zoe´tje dan, in haar short en topje, geplet tegen de ruit door een echte -wat zwaardere- Peruaanse dame. Je kent ze wel, zwart lang dik prachtig haar in twee vlechten gewoven en op de rug en aan de uiteindes bij elkaar gebonden. Op het gerimpelde, zongebruinde maar altijd vrolijke hoofd van de vrouw stond een witte hoed met zwarte band. Haar ogen stonden donker en warm in haar oudere gezicht. Ze was ouder dan 80, maar had er geen probleem mee om kilo´s aan materiaal met zich mee te sleuren op haar weg van Nasca naar Ica. De lachrimpels rond de ogen en mond maakten haar stukken jonger. Een lichtblauwe t-shirt en een roze blouse bedekte haar schouders. Geen broek, altijd een gekleurde gelijnde rok die tot onder de knieën komt. Het duurde enkele minuten voor ze haar busticketje vond ter controle tussen al haar papiertjes, boodschappenlijstjes, busticketjes, rekeningetjes en allerhande soorten gerief op haar schoot en aan haar voeten. Ik was rustig van het landschap aan het genieten, dat me het gevoel gaf dat ik door Mars aan het rijden was met alle donkerbruine bergen beladen met kleine en grote stenen. Ik moest mijn muziek stopzetten toen er zacht op mijn schouder werd getikt door mijn metgezel.

Voor ik het goed en wel besefte kreeg ik een Spaanstalige bijbel in mijn handen gedrukt en moedigde de vrouw me aan om luidop te gaan lezen. Om haar niet te willen beledigen, deed ik wat de lieve oude vrouw van me vroeg en kreeg er nog plezier in ook. Mijn Spaans is veel beter dan ik ooit had durven denken. Mijn enthousiasme over de taal maakte het stemvolume van de vrouw alleen maar luider. Op een gegeven moment giechelde ze zelf van geluk zoals alleen een klein kind dat kan. Ze klapte nog net niet in haar handen van blijdschap. Al snel raakten we in een gesprek over God en de belangrijkheid van het Spaans. Maar voornamelijk over God die triest is dat het zo slecht met de natuur gesteld is, wat de handen van de mensen toch allemaal van wreedheid veroorzaken op deze wonderlijke aarde. Ik ben het niet eens met 1 God, 1 geloof en wat nog allemaal, maar ik kon het punt van de oude vrouw ook niet ontwijken. We maken de wereld kapot, we weten het, we veranderen het niet en doen er niets aan. Niet veel later was het tijd om de Bijbel terug te geven aan de vrouw en de bus te verlaten. Dat vond ze heel jammer en het streelde mijn ego wel een beetje, maar ik was stiekem ook blij dat ik niet nog 2 verplichte uren naar Ica met de vrouw had om over God en de Bijbel te discussiëren in het Spaans. Zo, ik was op mijn bestemming van de dag: Nasca Lines.

Eerlijk? De ontmoeting met de vrouw, en dus de reis ernaartoe, was indrukwekkender. De lijnen waren een teleurstelling. Ja, er stonden grote figuren in de grond getekend en nee, nog steeds niemand heeft een idee hoe de Inca´s het vroeger hebben klaargespeeld en met welke materialen ze het gemaakt hebben. Net zoals in Ollantaytambo, daar sta je dan, met zijn allen rond een steen gebogen, kijkend naar de zachte vormen en perfecte gebogen hoeken in de gigantische stenen die tot 200 ton wegen. Hoe in hemelsnaam hebben ze dat vroeger ooit kunnen bewerken? Met welk materiaal? Hoe hebben ze geweten dat de ene steen zo gebogen moet zijn om perfect op de volgende steen te passen zodat ook zonder gebruik te maken van een soort cement en na verschillende aardbevingen, de stenen nog exact op dezelfde plaats zitten. En dat terwijl grote gebouwen en kerken van in later gebouwde jaren het wel begeven. Nee, de constructies van de Inca´s bleven bewaard. En dat is ook met die Nasca lijnen, het zijn wat lijnen op de grond. Of in de Ballestas Islands in Paracas, waar een grote kandelaar op de zij van een zandberg is getekend. Het zijn wat lijnen. Maar hoe hadden ze vroeger het inzicht om zo grote tekeningen in de aarde te maken? En de lijnen zijn nog bewaard, waarom is het niet overgoten met zand of aarde door de wind, stormen of aardbevingen die Peru heeft moeten doorstaan? Het is maar een steen, en het zijn maar wat lijnen, maar wat mij diep vanbinnen een groot plezier geeft, is dat we met onze 21ste technologie er nog steeds niet in geslaagd zijn om te achterhalen hoe mensen vroeger met helemaal geen technologie ons slimmer af waren. We denken alles te weten, maar volgens mij weten we nog maar een kleine hoeveelheid van de wonderen die de aarde ons te bieden heeft. Het feit dat ik onderdeel mag zijn en de kans krijg om die wonderen te ontdekken, maakt me warm in mijn hart.

13224219_10209240982451006_1574875514_o

En het doet mijn hart krimpen hoe wij mensen met onze handen erin slagen om alles wat we van wonderen ofwel (1) veel te hard gaan beschermen. Zo was er in Ica een palmboom met acht ‘hoofden’. Een natuurwonder kun je het noemen. De verschillende stammen die aan eenzelfde wortel vast zaten liepen in krullen over elkaar, onder de grond en als een slang weer boven elkaar. Het geheel was zo nog niet zo groot als mijn tuin, maar toch was het afgezet door prikkeldraad en een pad rondgemaakt en mochten we niet in de buurt komen van de boom. Want we zouden het kunnen beschadigen. Dus daar is die palmboom dan, een cadeau van de natuur waar eigenlijk niemand van kan genieten.
13234646_10209240910409205_1051033373_oOf (2) we gaan de wonderen gaan uitmelken. Zo heb je Huacachina, een oase in de woestijn, paradijs op aarde. Waar alles rond de oase ofwel een hotel is, ofwel een restaurant ofwel een souvenirwinkel. Het water, dat natuurlijk gezien jaren geleden zou moeten zijn weggezakt in de grond, is er nog steeds. Omdat het door de mensen handmatig wordt bijgepompt. Want zonder het water zouden de toeristen ook niet meer komen natuurlijk. Dan ben je in de woestijn en verwacht je natuurlijk alleen te zijn, in the middle of nowhere. Sta je daar met een stuk of tachtig andere toeristen te sandboarden en moet je wachten om naar beneden te gaan zodat je niet op een ander zou botsen. In de woestijn, met meer plaats en zand in de wereld dan een menselijk brein zich kan voorstellen. Zou je verwachten dat je wel op een andere berg zal sandboarden dan alle anderen, niet dus. Machu Picchu is nog zo een voorbeeld. Roddels doen de ronde dat binnen 2 jaar de berg misschien zal moeten sluiten voor het publiek, omdat er elke dag meer dan 1000den mensen de paden bewandelen, en zo een capaciteit kunnen de oude incapaden niet verdragen. Dat is toch jammer.

Maar wie ben ik om te klagen terwijl ik 13224060_10209240908329153_1710802291_ostiekem heel blij ben dat ik het toch nog heb kunnen zien. Dat ik er toch nog heb kunnen lopen. En ik heb ook 100 Amerikaanse Dollar neergelegd voor twee dagen Machu Picchu. En ik stond ook met mijn mond vol tanden en mijn ogen wijd van verwondering. Ik ben er geraakt, ik heb het gezien, ik ben een van die duizenden die de paden kapot maakt, want ook mijn voetstappen laten zijn sporen achter. Naast beschermen en uitmelken, kunnen we onze omgeving ook (3) for granted aannemen, ofwel accepteren. Het ziet er nu zo uit, het is nu eenmaal zo. Accepteren is een moeilijk proces in een menselijk leven. Wie een lichaamsdeel verliest, moet dat accepteren. Als je vriend je niet meer wil zien, moet je dat accepteren. Als je haar grijs wordt omdat je ouder wordt, moet je dat accepteren. Als je wilt uitgaan in de avond, maar je hebt geen geld meer over, moet je dat accepteren. Het ene is al moeilijker dan het andere, maar er zijn duizenden dingen die we moeten accepteren in het leven, en dat gaat niet altijd even gemakkelijk. Maar we accepteren heel gemakkelijk, té gemakkelijk, dat we de wereld om zeep helpen. En we accepteren dat we het accepteren, wat de situatie en deze zin al helemaal ingewikkeld maakt. Ik ga hier niet gaan oproepen om allemaal te gaan recycleren, allemaal geen papiertjes meer op straat te gooien of vanaf nu alleen maar bio-vlees in de winkel te gaan halen, want eerlijk: zo bestaan er genoeg blogs met allemaal hetzelfde resultaat, ze geraken niet ver met hun oproepen. Maar toegegeven: het is een punt om over na te denken, niet? Hoe wij omgaan met de dingen die we hebben gekregen, is op zijn minst ondankbaar te noemen. En we weten het. Ook ik maak mijn schuldig, elke dag opnieuw. Wat doe ik eraan?

Het is hier zo lelijk dat het prachtig is

Voor degene die het nog niet doorhadden, mijn doel op reis is om me in elk land thuis te gaan voelen. Voor ik vertrok had ik er nog een discussie over…..wat is thuis voelen? Is het een mama hebben, vrienden hebben, de weg kennen, je omgeving begrijpen, verplichtingen hebben, uitgaan tot in de vroege uurtjes of weten wat je wel en niet lekker vindt om te eten? Pia, een vriendin die momenteel in Australië aan het rondtrekken is, liet me weten dat eens je je eerste oprechte gelukkige herinnering hebt gemaakt, je de eerste stap naar het thuiskomen hebt gemaakt. Dat vond ik toch wel het vermelden waard hier, want ze had gelijk.

Geen van bovenstaande is het juiste antwoord, althans, niet voor mij. Wie mijn vorige blogpost heeft gelezen weet dat ik een moeilijke tijd heb gehad bij mijn aankomst in Peru. Ik miste Suriname, het land dat ik naast België ook mijn thuis mag en kan noemen. Ik miste de zweetdruppels die over mijn rug drupten, alleen maar omdat ik op een stoel zat. Ik miste het onophoudelijke getoeter van de auto’s omdat ze wel eens ‘een toertje met me wilden maken’. Ik miste mijn huisgenootjes waarbij ik in slechte en goede tijden terecht kon voor een openlijk gesprek. Ik miste Havana, de uitgaansplek op donderdagavond, waar ik na drie maanden de helft van de aanwezigen kon begroeten. Ik miste de muggen die ervoor zorgen dat je je benen tot bloedens toe openkrapt. Ja, ik miste de rust een eenvoud van de jungle en de chaos en gebrek aan structuur in de stad. Ik miste mijn thuis, met alle goede en slechte dingen die in elk huis aanwezig zijn. Ik kan niet zeggen dat het gemis, een maand later en weer vele ervaringen rijker, over is. Maar Suriname heeft een onwisbare plaats in mijn hart gekregen en het gemis is er nog steeds, maar ik voel het niet meer. De vele facebookfoto’s van mijn nieuwe Surinaamse vrienden geven geen steek in mijn hart, maar een brede glimlach op mijn gezicht. Ik heb het geaccepteerd: een nieuw hoofdstuk is begonnen. Dat gegeven heb ik niet vandaag plots beseft, maar is een ontwikkeling die de laatste weken in mij heeft plaatsgevonden. Of ik het nu wou of niet, en geloof mij, ik wou het niet, ik moest Suriname verlaten. En ben ik blij dat ik er de ballen voor had om niet te blijven hangen bij mijn vrienden, kennissen en lief, maar alles letterlijk (zeker niet figuurlijk!) de rug heb toegekeerd. Want ik kan dit hoofdstuk, genaamd ‘Peru’, in mijn hart sluiten.

Gedaan met vergelijken. In Suriname had ik dit, hier is het zo. In Peru mis ik dit, daar was ik zo. Suriname, ik hou van je, maar neem het me niet kwalijk, ik begin Peru ook heel erg leuk te vinden. Ik heb mijn vrienden, ik heb mijn broer, ik heb mijn kamer, ik ken mijn weg, ik feest (soms te vaak) tot in de vroege uurtjes, ik begrijp de geschiedenis en kan me verplaatsen in de gedachtengang van de locals, mijn geld vliegt de deur uit (haast zonder het te beseffen), ik heb mijn verplichtingen, zoals huiswerk op school, en weet wanneer ik op het werk word verwacht. Ik weet wat ik lekker eten vind en wat ik zeker niet nog eens moet kopen (cavia!). Maar dat allemaal zorgt niet voor dat ultieme thuisgevoel.

Ik heb mijn plek gevonden, omdat ik weet wat er van me verwacht wordt, maar nog belangrijker: omdat ik weet waar ik wat mag en kan verwachten. Ik weet dat ik geen glimlach van iemand moet verwachten zolang ik niet geïnteresseerd naar zijn verkoopswaren kijk, en dit stoort me niet meer. Ik kan voorbij die lelijke dingen kijken. Ik ben niet op vakantie, ik ben op reis. En het verschil hiertussen is niet te onderschatten.

Cusco loopt zwart van de toeristen, en jij bent nummer 12736290653826+16, dus zo word je hier op straat dan ook behandeld. Een toerist die een kleine week in Cusco verblijft heeft de tijd van zijn/haar leven. En terecht. De mensen zijn zo vriendelijk, iedereen lacht, zoveel inheemse mensen op straat die handgemaakte dingetjes verkopen, lekker uitgaan in de nacht, met een katerhoofd de volgende dag wat gaan rondslenteren in de stad, misschien eens een museum bezoeken, lekker lokaal gaan eten (voor de durvers een cavia), een pint gaan drinken in de hoogst gelegen irish pub van de wereld en als ze een beetje uitgerust zijn de trek naar Machu Pichu wagen, een adembenemende blik werpen op een van de zeven wereldwonderen en als ze dan uiteindelijk Cusco verlaten, hebben ze er heel wat originele en fantastische selfies bij om met een leuke filter op Facebook te plaatsen. Kijk, zo fantastisch is Cusco. En ze hebben gelijk, waarom ook niet? Ik benijd ze soms, die toeristen.

Maar ik ben een reiziger, en nadat ik voorbij die eerste verwonderingen ben gekomen, wat bij mij zo een twee, drie weken in beslag heeft genomen, zie ik die andere kant. Enkel de mensen die je iets proberen verkopen, of die iets van je willen hebben, doen vriendelijk. De inheemse mensen op straat worden om de hoek van Plaza de Armas tot orde geroepen door een blanke welgestelde dame. De zelfgemaakte dingetjes blijken in massaproductie gemaakt te zijn, de concurrentie onder de verkopers is niet moordend, maar dodend. Het uitgaan tot in de vroege uurtjes gebeurt op dezelfde muziek als elke club in België [serieus, het heeft me twee minuten gekost voor ik besefte dat ik in een Spaanstalig land stond te dansen op het Nederlandse(!) nummer ‘Ik voel me sexy als ik dans’], en de stad is zo klein dat je het na een kleine week ook wel gehad hebt met het rondslenteren. Wie denkt dat hij lokaal aan het eten is, doet dat in een toeristisch restaurant waarbij je meer dan het dubbele betaald dan nodig. En de irish pub, is een van de zeldzame pubs waar je gewoon iets kan drinken zonder dat je handen worden volgestopt met cocaïne of weed. En machu pichu, ik ben er nog niet geweest dus wil ook geen oordeel vellen, maar het feit dat het een van de zeven wereldwonderen is, zegt genoeg over de drukte rond de eeuwenoude incastad. Ja, het leven van een reiziger ziet er plots helemaal anders uit, niet?

Maar dat is reizen, en het geeft je een voordeel dat geen enkele toerist kan bereiken: een reiziger heeft de tijd om zich aan te passen en is in staat om zich thuis te voelen. Een reiziger kan zich veroorloven om zich ‘beter’ te voelen en ‘anders’ dan elke andere toerist in dezelfde straat. En dat gevoel ontstaat niet omdat je kan rondlopen zonder kaart in je handen, komt niet omdat je je verstaanbaar kan maken in het Spaans, maar omdat je door al die lelijkheid, door al die frustraties heen, de zon kan zien schijnen. Alles is lelijk, en dat maakt dit land zo prachtig en uniek.

Voor wie me even niet kan volgen: ik denk dat je het kan vergelijken met een zwerver die 200 euro van je steelt, en zonder ook maar een seconde boos te worden, ben je instant gelukkig omdat hij dankzij jouw gestolen geld zijn maag kan vullen en als hij slim is, zich kan opfrissen in een hostel. Je bent zo gelukkig dat hij 200 euro van je gestolen heeft. Mijn zwerver heet Cusco. Cusco steelt mijn geld door toeristen er dubbel en dik op te leggen, en ik besef het en ik weet het en ik kan er niets aan veranderen. Dus heb ik het leren omarmen. En dit tegenstrijdig gevoel lieve mensen, maakt dat ik me goed voel in Cusco.

[Ik verontschuldig mij voor het gebrek aan foto’s, maar via mijn smartphone lukt het niet om afbeeldingen in dit bericht te plaatsen, volgende keer schrijft ik vanuit een internetcafé]

Me, myself & I

Mensen die me al langer kennen dan vandaag, weten dat ik een drukke agenda nodig heb om me goed te voelen. Zonder veel plannen in de week om uit te gaan, te gaan sporten of iets te gaan drinken voel ik me al snel onrustig en zielig. ‘Ik heb geen leven’, denk ik dan. Kun je je voorstellen dat ik me nu ook zo voel? Geen leven op wereldreis. Haha, nu ik het zo neerschrijf, zie ik er de humor wel van in.

Daar zitten jullie dan, in de kou, aan het studeren of andere verplichtingen van de dag aan het vervullen. Hier zit ik dan, in Peru met niets om handen en niemand om iets mee te delen. Zonet was ik buiten even een sigaretje aan het roken (sorry mams) en heb ik het licht gezien. Noem het een zoete inval als je wilt. Misschien draait deze reis niet om nieuwe vrienden maken, feesten tot in de vroege uurtjes en veel geld uitgeven aan alle soorten activiteiten. Maar misschien draait het vervolg van mijn reis in Peru wel om iets helemaal anders. Het gaat misschien om alleen zijn, alleen durven zijn en me goed voelen in het alleen zijn. En dat is een hele uitdaging, want daardoor voel ik me heel zielig en vaak verdrietig. Hoe kan het nu dat ik hier in Peru ben en elke avond vroeg in mijn bed kruip? Hoe kan het nu dat ik hier in Peru ben en mijn eerste weekend in het huis doorbreng?

Er zijn enkele antwoorden van toepassing. Ik heb (1) nog niemand leren kennen om mijn weekend mee te spenderen en (2) ik wil niets anders dan gewoon even tot rust komen en (3) het regent en stormt buiten. Maar het beste antwoord moet nog komen.

Dus ben ik op mezelf, alleen. Ik onderneem dit alleen. Ik weet nog steeds niet waarom ik aan dit avontuur ben begonnen – buiten dan het feit dat ik nog niet wou werken en niets meer bij wil studeren. Maar ik heb het wel gedaan, en er is geen weg terug. Niet dat ik terug naar België wil hoor, dat zit wel goed.

Ik ben alleen, en ik ben er niet goed in. Jana mailde me vandaag met een interessante zin: soms lijkt het wel of ons menselijk hoofd te klein is voor al onze gedachten en gevoelens. Daar heb je je antwoord. Daarom blijf ik het eerste weekend in Peru in huis. Neem me niet kwalijk, maar ik ben even op mezelf. Het voelt niet goed, maar er is niets wat ik op dit moment liever zou doen. Gewoon even in de pyjama blijven hangen de hele dag. Het doet pijn in mijn hart omdat ik het alleen moet doen, maar het is nu niet anders, en ik kan het maar beter gaan accepteren. Want of ik het nu wil of niet, ik ben alleen op reis.

In Suriname was dat besef er niet, oh nee. De momenten dat ik alleen was moest ik echt gaan opzoeken. Zoveel stagiaires, zoveel aandacht en zoveel contact. Ik was nooit alleen. Pas nu in Peru besef ik ten volle dat ik alleen ben. En het valt me zwaar, maar het is een uitdaging waar ik aan deelneem, of ik het nu wil of niet. Dus dan zeg je: komt goed. Niet omdat je er in gelooft dat het goed komt, maar omdat er gewoon niets anders te zeggen valt. Je moet iets zeggen om de hoop hoog te houden, toch?

Onbeschreven regels van Peru

Ik zal mijn best doen om dit land niet te vergelijken met Suriname, maar vergeef me als ik toch in de fout ga. Suriname ligt zo vers in het hoofd en het is moeilijk om los te laten. Toegegeven, ik mis zelf het gefluit, gesis, gekus, getoeter en geflater in de straten van Paramaribo. Maar in de zomervakantie van 2015 sloot ik een deal met mezelf, en een wereldreis kan je niet vervolledigen als je blijft hangen in het eerste land van bestemming. Bij de deal, genaamd ‘Zoë onderneemt een wereldreis’, komen er ook minder leuke dingen bij kijken. Je moet mensen achterlaten, je moet een omgeving, die even thuis is geworden als je geboortestad, achterlaten. Je moet helemaal alleen vier vliegtuigen nemen en uren wachten. Klinkt allemaal heel bijzonder en cool, tot je na drie korte vluchten met lange wachttijden daar staat in Lima, waar heel weinig mensen Engels spreken en je negen uur moet wachten op je overstap. Komt er nog eens bij dat je verteld wordt dat de luchthaven sluit in de nacht voor zeker een uur. Dus wat doe je? Blijf je met je hebben en je houwen, helemaal alleen als jong meisje op straat wachten, of leg je je vertrouwen in de taxichauffeur die je voor ‘een goede prijs’ naar een ‘goedkoop’ hostel wil brengen en dan ook komen halen acht uur later? Vraag jezelf dit af: wat zou jij gedaan hebben?

Het enige waar ik aan dacht: slapen. Na 20 uur reizen, opstappen, instappen, inchecken, uitchecken, wachten, lopen, opjagen, jezelf kwalijk nemen dat je je hebt opgejaagd, eten zoeken, drinken zoeken en nog eens wachten, wou ik alleen maar slapen. Dus ja, ik legde mijn vertrouwen in de taxichauffeur. Ben ik afgezet geweest? Ja. Want meneer sprak over 30. Ik in mijn hoofd: 50 Sol is een goede deal. Hij in zijn hoofd: 50 USD is goed verdiend. En dat was alleen nog maar de taxirit. Dus ja, blanke dame is afgezet. Voel ik me er heel slecht bij? Nee, ik heb zoooo genoten van een douche en een bed. En ik was veilig, dat is echt een belangrijk gevoel als je alleen op reis bent. Eind goed al goed. Ik vertrok op reis en ik zal nooit vergeten wat Lukas, een vriend van mijn ouders, vertelde. ‘Je hebt geld, dus je kan je in elke situatie redden.’ Wordt je zak gestolen? Je koopt nieuwe spullen. Wil je slapen? Je gaat op hostel. Komt je transfer je niet ophalen? Je regelt een taxi. Zo kwam ik uiteindelijk aan in Cusco, half zes in de ochtend, de zon kwam zachtjes door en de bergen begonnen zich af te tekenen tegen de blauwe lucht. Mijn transfer was nergens te bekennen, en iedereen maar roepen: taxi! Taxi! Taxi!! Nee, nee, nee. Mijn transfer komt. Ja toch? Telefoon gevraagd om te bellen, mijn contactpersonen nemen niet op. Lekker zeg. Drie maanden geleden had ik me kapot gestresst. Wat moet ik nu toch doen? Waar moet ik heen? Ik ben helemaal alleen, help o help. Nu, na mijn ervaring in Suriname heb ik heel wat geleerd, waaronder een slagzin van Suriname. ‘Alles komt altijd goed’. Normaal moet het zijn: ‘Alles komt altijd goed in Suriname’, maar dat laatste gedeelte liet ik maar even achterwege, kwestie van rustig blijven. Ik had geen spanning, geen stress. Oké, mijn transfer was er niet, dan wacht ik nog wel even, er is toch geen haast bij? Waarvoor moet ik me opjagen? Komt wel goed, en uiteindelijk, als hij er binnen een uur of twee nog niet zou zijn en niemand zou de telefoon opnemen, ja dan regel ik wel even een taxi. Ik heb geld, toch?

Eerste indruk

Peru is een land van verwondering, op alle vlakken. Zo mag je bijvoorbeeld nooit gebruikt(!) wc-papier doorspoelen, maar moet je dat in het vuilbakje naast de wc gooien. De leidingen zijn zo dun en anders raakt het verstopt. Lekker gezellig toch. Van het getuut in Suriname moet ik geen afscheid nemen, in tegenstelling, het verkeer is hier zoooo chaotisch, zoooo gevaarlijk dat iedereen er maar op los toetert. Geen idee tegen wie ze het nu eigenlijk hebben, maar goed. De Peruanen lijken onvermoeibaar in het toeteren, alles tezamen lijkt het op een unieke soundtrack. Om vijf uur gaat hier al de zon onder, en rond vijf komt die ook weer opzetten, in de ochtend en avond is het hier echt heel koud, zonder overdrijven: er liggen vijf lagen aan dekens op mijn bed. Momenteel is het half acht ’s avonds en 16 graden, en de temperatuur zal nu alleen maar zakken. Jullie Belgen kunnen me misschien uitlachen, maar als je drie maanden in meer dan 30 graden hebt moeten leven en slapen, is 16 graden koud. Nog een detail: geen enkel gebouw of huis heeft verwarming in Peru. Omdat de zon altijd schijnt en het huis in de middag altijd kan opwarmen. Alle dagen van het jaar is er eenzelfde seizoen, met af en toe een klein verschil, warm en minder warm. Iedereen loopt op schoenen thuis, en het is al helemaal not done om op je kousen of blote voeten aan tafel te komen zitten. Ondanks het warme weer in de middag, zie je hier iedereen met lange mouwen en jeansbroeken aan. T-shirts heb ik nog niet gezien, laat staan shorts. En dan ja, is er dat hoogteverschil. Voor de geïnteresseerden, de hoogste top van Oost-Vlaanderen is 150 meter. Momenteel lig ik in mijn bedje op een hoogte van 3399 meter en ja, dat doet wat met een mens. Bij aankomst had ik geen last, maar na een kort dutje werd ik wakker met enorme hoofdpijn. Die is ondertussen gelukkig gezakt, maar mijn lichaam is heel vermoeid van de kleine inspanningen die het moet leveren. Na een kort examen op mijn school Academia Latinoamericana Cusco – ik heb nog nooit zo weinig kunnen invullen op een examen – kregen we een oriëntatie en een citytour. Al heel even heb ik kunnen snoepen van de wonderen van Peru, en het heeft mijn honger naar meer alleen maar groter gemaakt. Ja, ik mis Suriname met heel mijn hart, maar ik kan niet ontkennen dat het ontzettend opwindend is om dit nieuwe avontuur in te stappen. Ik ben benieuwd. Ik hoop jij ook.

Je bent hier niet in Amsterdam hé!

‘Je bent hier niet in Amsterdam hé!’ riep een vrouw uit haar auto naar mij op de fiets. Grappig, want haar accent was veel ‘hollandser’ dan dat van mij. Ja, alsof ik degene was die gevaarlijk deed, dacht ik terwijl ik haar slalommend door het verdere verkeer zag ‘tsjezen’. In een poging me te verweren riep ik haar na dat ik helemaal niet uit Nederland kom, maar het mocht niet baten.

Voor mijn vertrek werd me steeds opnieuw gewaarschuwd: ‘Pas op, het is daar niet Westers’, ‘pas op, je bent daar niet in Europa’, ‘pas op, je bent daar niet thuis’. Maar zal ik je eens wat vertellen: ik ben thuis. Dit is mijn thuis, waar ik werk, waar ik zweet, waar ik lach, waar ik fiets, waar ik feest en waar ik winkel. Ik ben thuis. En nu wordt het gevaarlijk, want eenmaal je dat thuisgevoel hebt ontwikkeld, ga je dingen doen die je ‘thuis’ook doet. Dan fiets je al eens ’s nachts over straat, of dan ga je al eens praten tegen een vreemde man op het straat (niet dat ik dat in België wel veel deed). Maar het is zo een heerlijk gevoel om in de ochtend je fiets op te springen naar het werk, zwetend bij een interview aan te komen, te kunnen voetballen op een echt voetbalveld met scheidsrechter en tegenstanders, elke maandag 5 km te gaan lopen, dinsdag lekker 1 km zwemmen in een openlucht 50 meter bad (ja ja, ik ben hier nogal aan het sporten zeg!), lekker te gaan feesten en de volgende dag met een kater aan je slecht gemaakt en niet-smakend ontbijt te hangen, opziend tegen de dag die moet komen, maar die elke dag verrassend goed verloopt.

12633159_10208345736270411_975140800_o 12596681_10208345734110357_1455907391_o

Ja, ik mag dan misschien niet thuis zijn, maar zo voelt het wel. Want nee, het is hier niet Westers, en nee ik ben niet in Europa, laat staan in Gent, maar pas op, de Westerse trekjes beginnen te komen. Ten eerste, ik heb hier echt al veel mensen moeten overtuigen om niet naar Nederland te verhuizen. Nee, er is daar niet meer werk dan hier, nee het leven is daar niet gemakkelijker, en zelfs eens nee, het is daar niet gratis.

12597015_10208345732070306_451321401_oIk ben verbaasd, want wat vroeger de ‘American dream’ voorstelde, lijkt nu wel te zijn omgeslaan in de ‘European dream’. In Europa is het allemaal veel mooier, groter, beter. In Europa komen dromen uit. Als je dan de vluchtencrisis aanhaalt, het geweld en criminaliteit, de kostprijs van een studio of het verkeer, kan het ze allemaal niets schelen. Zij zullen het wel maken. Goed, denk ik dan, veel succes. Het gras is altijd groener aan de overkant, en de mens moet echt proberen blij te zijn met wat hij ziet. Maar dat is een opgave waarin weinigen onder ons slagen.

Ten tweede, geld speelt hier een rol in alles, net zoals in Europa. Geld en nog eens geld. En dan bedoel ik niet dat ze het uit mijn handen slaan, of dat ze stelen, maar door de hevige crisis waar het land momenteel doorgaat, de koers is wedermaals gestegen, begint de angst op te komen. Mensen zijn bang dat ze het niet meer zullen redden en gaan domme dingen doen. Het altijd lachende gezicht van de Surinamer is aan het vernorsen. Dat is niet iets wat je ziet van de ene dag op de andere, maar je voelt de spanning in het land toenemen. Ik zit in een moeilijke, maar tegelijk heel mooie periode. Ik voel een land, dat al zijn hele geschiedenis alleen maar achterstand kent, bijbenen. De wil om het beter te doen is overal, maar het lukt niet altijd. Ik ben dankbaar dat ik dit mag zien. Ik ben dankbaar dat ik, dankzij mijn werk bij de krant, hieraan kan bijdragen.

12637153_10208345721670046_912358558_o

Angst, jaloezie en afgunst zijn de gevoelens die overwaaien uit het Westen. Haasten doen ze hier nog niet, maar het is niet overal gepast om te laat te komen. Desondanks is deze ervaring niet anders dan mooi te beschrijven, en dit niet omdat ik, blank en Westers, hier kan lopen. Maar omdat ik, impulsief en intens, hier mag lopen. Dat ik deze periode van overgang kan voelen, ruiken en zien. Dan komt er een klein stemmetje in mijn hoofd: waarom willen ze hier per se verwesteren? Het antwoord is zo eenvoudig dat het me twee maanden gekost heeft om te vinden: omdat ze geloven in het onbekende. Want alles is beter dan een land waar je geld niets waard is, waar je twee tot drie verschillende jobs moet hebben om je gezin te kunnen onderhouden en waar je ’s avonds niet veilig over straat kunt. Maar wat ze hier niet zien, en niet weten, is dat de angst, de jaloezie en afgunst in Europa veel meer het leven van de gewone burger bepaald. En dat is net het mooie eraan, ze weten het niet en kunnen dromen. En dankzij die dromen, dankzij die onwetendheid, zorgt Suriname voor zijn eigen uniek bestaan. Een bestaan dat soms frustrerend is maar eigenlijk gewoon uitermate prachtig is.

Schuldgevoelens over geld

Geldproblemen zijn overal, kun je denken, maar na deze post zal je het misschien toch even in een ander perspectief plaatsen. Geloof me. Wat de mensen hier verdienen… Het kan gewoon niet! Dat er niet meer mensen in de sloot liggen, niet meer mensen lopen te bedelen of niet meer mensen lopen te zagen, kan ik niet bij met mijn verbrande hoofd.  Zat ik laatst in een taxi, onderweg van de redactie naar een interview. “Nee man, het is niet moeilijk hier werk te vinden”, zei Mnr. Taxichauffeur. “Ja man, zoveel problemen”, “Serieus man, ik verdien wel veel geld”, “Maar man, het geld is niets waard?!”. (Ik maak me geen zorgen om het feit dat ze me aanspreken met ‘man’, dat wordt hier voor het minste gebruikt. Wie niet aangesproken wordt met ‘man’, heeft eerder een probleem.)

Moet je je eens voorstellen. En maar werken en maar werken, en je krijgt er wel geld voor, je krijgt wel vergoed voor al je harde inzet, maar wat je krijgt is niets waard! Een ex-huisgenoot werkte een hele dag in de horeca als kok, en op het einde van de dag, na 8 uur werken, had hij SRD 56 verdiend (= 9.8 euro met de huidige koers). 9.8 euro voor 8 uur hard werken. In het Westen zijn we aan het zuchten als we ‘slechts’ 9.8 euro per uur verdienen. Nu, zou je denken, het leven is hier in Suriname dan ook veel goedkoper, dus zoveel geld is er niet nodig om te voorzien in je behoeften. Je hebt het mis. Het leven is hier goedkoper, maar niet zo goedkoop als je denkt. Voor een brood betaal ik SRD 7, ofwel 1.22 euro. Dat is iets meer dan een euro goedkoper dan bij ons, maar moet je wel in je achterhoofd houden dat de mensen hier gemakkelijk 70 euro per dag minder verdienen dan bij ons. En dat Suriname een importland is, dus dat veel producten, heel veel producten uit Nederland komen. En die dus, met importkosten bij gerekend, even duur hier in de rekken staan als in Nederland. Dus, wie is nu de gelukkige?

Voor ons Westerlingen is het gunstig, heerlijk toch. 1 euro is hier SRD 5.7 waard. Mijn geld is meer dan vijf keer zoveel meer waard. Fantastisch toch, zou je denken. Maar ik voel me niet fantastisch, nee, ik heb respect voor de mensen die het hier met zoveel minder moeten doen, en kunnen doen. En daarbij, ook nog blijven lachen. Altijd maar lachen. De president zwartmaken, en dan weer lachen. Het parlement uitschelden, en dan weer lachen. De regering verwijten, en dan weer lachen. Want het is nu eenmaal zo. “De president heeft de puinhoop gemaakt, en wij moeten betalen. Wat ga je er aan doen?” Vroeg een man me vandaag tijdens een interview. Hij was gepensioneerd en zijn uitkering bedroeg SRD 1000. Omgerekend 175 euro en wat rostjes. Per maand. En de huur is hier niet goedkoper als in Belgie, de grond is niet goedkoper dan in het Westen, in tegendeel. Alles wordt alleen maar duurder, ik ben hier nu bijna twee maand en ik zie de prijzen omhoog gaan. Dan betaal je de ene dag nog SRD 3 voor een brik melk, is dat de volgende dag SRD 5.4 geworden, bij wijze van spreken. Maar wie niet betaald, is helemaal verloren, liet de gepensioneerde man me weten. Gebukt gaan de mensen hier niet, maar het sleept wel aan. Je voelt het in de stad, je voelt het bij de banken. Iedereen zit met de handen in het haar en houdt zijn/haar hart vast voor de toekomst.

Mnr. Taxichauffeur was al drie jaar aan het sparen om een ticket naar Nederland te kunnen kopen, om zijn broer en verdere familie te bezoeken. Met hoe de economie nu gaat, hoopt hij binnen vijf jaar te kunnen gaan. Kun je je voorstellen? 7 jaar sparen om je broer te zien aan de andere kant van de Atlantische Oceaan. Zullen wij maar even een weekendje naar Berlijn, Madrid of Sint Petersburg vliegen, haast zonder het te voelen aan ons budget. En ja, ik moet niet spreken, ik vlieg wel even de wereld rond. Geen probleem.

Ik heb me nog nooit schuldig gevoeld over het feit dat ik geld heb. Tot vandaag, toen ik voor een krantenartikel mensen aansprak die de hele dag in de rij stonden bij de Centrale Bank. Maandelijks kunnen burgers voor hun vaste lasten in valuta, zoals huishuur en auto-aflossingen, bij de bank terecht voor aankoop tegen de bankkoersen.Want moet je weten dat alle mensen in de stad enkel in SRD verdienen, maar een heleboel mensen hun huishuur en auto in dollars moeten uitbetalen. De dollar is net wat minder waard dan de euro, maar na mijn berekeningen, als je ze hebt kunnen volgen, moet het wel duidelijk zijn. Het feit dat mensen met een loon in SRD dingen in dollar moeten betalen, maakt de situatie haast onleefbaar.

Miscommunicatie in het Nederlands

Om je een realistisch beeld te geven van een werelreis, lijkt het me alleen maar eerlijk dat ik ook schrijf over de momenten waarop de zon niet schijnt. Want nee, het is niet allemaal rozegeur en maneschijn. En ja, het regent hier ook wel eens. Meer dan naar mijn zin, de laatste dagen. Nog maar net een artikel gepubliceerd in de krant over de schrijnende droogte in Suriname, en het volgende moment valt de regen met bakken uit de lucht. En het stopt maar niet. En stopt maar niet. Probleem aan Suriname: het land functioneert alleen maar, en dan nog steeds maar half, als de zon schijnt. Dan kan je naar buiten, dingen doen. Als het regent, is er niet veel te beleven. Want alles is gefocust op de zon. Er zijn wel enkele bars of pubs waar je in kunt schuilen, maar deze liggen ver uit elkaar en er is niet elke avond wat te beleven. Je kunt wel gezellig uit eten, maar waag het niet om de fiets te pakken, want je zit er zo verzopen bij dat het gewoon niet meer lekker is.

Nee, ik vind het niet egoistisch om me slecht te voelen hier aan de andere kant van de wereld. Ik ben ook een mens, heb ook slechte dagen en het is niet omdat ik buiten enkele palmbomen zie waaien in de regen en wind, dat ik verplicht ben me goed te voelen omdat ik wel palmbomen kan zien uit mijn raam en jij niet. Als jij je elke dag van het jaar goed in je vel voelt, moet je mij eens bellen en zeggen wat je geheim is. Ik zou het ook graag willen, maar soms heb je van die dagen dat gewoon niets wil lukken. Alles wat je onderneemt krijg je vroeg of laat terug in je gezicht gegooid en mensen willen niet meewerken aan je artikel, vergeten hun afspraak of zijn zo niet-georganiseerd dat het gewoon irritant wordt. Dan bel je voor de twintigste keer naar de politie in verband met het opvragen van cijfers, en krijg je na een week nog steeds te horen ‘dat het niet voor vandaag zal zijn, dat ze er nog steeds aan werken’. Vertaald: we hebben nog geen zin gehad de cijfers te gaan zoeken. In het Westen is er algemeen geweten dat indien een journalist je belt, het met spoed is. Dat de informatie zo snel mogelijk opgezocht moet worden, want de redactie wil het de volgende dag in de krant, en de mensen verwachten het de volgende dag in de krant te lezen. De politie zelf verwacht het de volgende dag. Hier maakt het allemaal niet zoveel uit, krijg je de indruk. Maar dan is er wel nog steeds die druk, want op de redactie, of de chef of de eindredacteur, die verwacht het wel. Ja, wat moet je dan?

Ja, ik heb heimwee. Naar een functionerend land, waar mensen hun afspraken en uren nakomen. Waar je weet op welke manier je het moet verwoorden zodat het niet onbeschoft, maar ook niet te langdradig wordt. Want hier moeten ze er niets van hebben als je je hele parcours verteld, over hoe de ene het vergeten is, de andere niet wil antwoorden, hij me niet kan doorverwijzen en zij niet oppakte. Nee, daar hebben ze geen tijd voor om te luisteren naar jouw verhalen. Maar als je dan gewoon zegt dat het niet gelukt is, is het ook niet goed. Hoezo, is het niet gelukt? Miscommunicatie in een land waar ze Nederlands spreken, ik moet eerlijk toegeven dat ik mijn hart vast hou in komende landen, waar het in een andere taal te doen is.

Maar dan neem je een diepe zucht, zeker niet de eerste en ongetwijfeld niet de laatste van de dag, en pak je die telefoon toch weer op. Want van opgeven, daar wil ik al helemaal niet over beginnen. Cultuurverschillen zijn er, was ik op voorbereid in de mate van het mogelijke. Maar welke voorbereidingen je ook treft, je staat met je mond vol tanden bij het aankomen in Suriname. Mensen zijn hier gewoon anders, werken hier anders en het is puffen en zuchten om mee te gaan in de structuur. Ik zeg niet dat het een beter is dan het ander, maar het maakt werken op een redactie er niet gemakkelijker op. Het is een uitdaging, en daarvoor ben ik hier.

 

Loka Loka: een samenleving met onbeschreven regels

12751847_10208495228367620_860427975_o

 

Vorig weekend, 12 januari, bevond ik me, welliswaar onbeschoren, in de bossen van Marowijne. Enkel de apen konden jaloers zijn op mijn behaarde benen. Ik denk niet dat iemand anders er aanstoot aan heeft genomen, waarom zouden ze? We zijn in de jungle. Dikke behaarde vrouwen zijn hier een walhalla voor de man. Omdat ik onmogelijk op een maand echt dik kan worden- geloof me, ik doe echt mijn best en eet mij meerdere malen op een dag ongemakkelijk aan kip. Grapje mams, niet ongemakkelijk, maar ik eet wel veel. Maar goed, optie ‘dik’ zat er dus niet in voor mij, dus koos ik maar voor de optie behaard. Lekker gemakkelijk. In het dorpje Loka Loka bevond ik me twee volle dagen onder de gemeenschap, en man, hebben wij een indruk achtergelaten. Maar daarover vertel ik later meer.

image4 (1)

Eerst en vooral, ik mag met Loka Loka niet verwijzen naar het woord dorpje, want dan denk je aan Bazel, Hakendover, Gaasbeek, Baarle-Hertog, Stuivekenskerke, Deurne, Kasterlee- who am I kidding, ik heb nog nooit van deze dorpjes gehoord. Loka Loka is een dorp dat zich op de Marowijnerivier bevindt, ik zeg letterlijk op, want het dorp bestaat uit allemaal eilanden, met op ieder eiland een familie, soms meerdere famillies. Heel veel gevaren hebben we dit weekend gedaan, en wat is het prachtig om te zien. Bos, bos, bos en bos, en dan daar, hopla, een hutje, twee hutjes, meerdere hutjes. Een naakt kind in het water, een bh-loze vrouw aan het vegen, een uitgezakte man aan het roken, een gespierde twintiger aan het hangen in zijn hangmat, een oudere man aan het vertellen en ga zo maar door. Er zijn enkele visies waarop je hier kunt kijken. (1) Je hebt medelijden, want de mensen hebben bijna niets. En met bijna niets, bedoel ik geen tv, geen warm water, geen kookfornuis, geen bed, weinig stoelen, geen douche, geen overdekte wc- laat staan een afvoersysteem, maar twee tot drie kookpotten, geen tafels, geen zetels, geen bloempotten, …
image9Je kunt het zo gek niet bedenken. Ocharme die mensen, toch? Hoe doen ze dat in godsnaam? Wel dat is visie (2): de mensen hebben alles wat ze nodig hebben, lucky bastards. Ze hebben een pot om op te koken, hout om vuur te maken, stokken om te roeren, een hagmat om te slapen, een smartphone om in contact te blijven met de verstedelijkte wereld, water genoeg in de rivier, een stoel om op te rusten, een balk om je behoefte op te doen, een boomstronk om op te eten, lekker gras om in te chillen, bomen met vruchten om te eten, en ga zo maar door.

image6 (1)

Een derde visie is om het allemaal wel mooi, en avontuurlijk en spannend te bekijken. Moet toch elke dag een avontuur zijn, zo helemaal voor jezelf kunnen voorzien in de jungle. Want ja, als er ooit iets ergs gebeurd in de stad, gaat iedereen dood. Suriname is een importland, en in de stad moeten ze het echt hebben van de omliggende landen om te overleven. Niet in het binnenland, niet in Marowijne. Daar kunnen ze perfect voor zichzelf voorzien, met eigen plantjes, eigen vruchten, eigen hout en eigen eiland. Betalen doen ze niet in geld, maar in goudstukken. Want goud is er in Suriname wel te zoeken, en heel veel mensen maken er het elke dag hun uitdaging van wat te vinden. 1 goudstuk staat momenteel gelijk aan 150 SRD, wat weer gelijk staat aan ongeveer 30 euro. Om je een voorbeeld te geven: een boottocht van nog geen twee uur kost je om en bij 10 goudstukken. Komt dus neer op 1500 SRD, 300 euro. Moet je bedenken dat ik meer dan 6 uur gevaren heb, rijke westerling. Voor alle duidelijkheid: voor mij was het niet zo duur, aangezien ik in euro’s heb betaald en niet in goudstukken. De waarde van goudstukken ligt ook niet gelijk aan SRD’s of euro’s zoals ik het daarnet omrekende. Mensen werken de hele dag in de goudmijnen, dus er is best wel veel goud in de omloop. Pas als je terug gaat naar de stad, Paramaribo, ga je omrekenen in SRD’s. In de jungle, telt alleen het goud.

Om nog een voorbeeld te geven: je hebt verschillende cabaretiers in de jungle. Ja, je hoort het goed. Vrouwen die voor enkele goudstukken een pleziertje bezorgen aan de mannen. Zo zijn we een cabaretier gepasseerd. Zomaar, ineens, tussen al het bos staan daar dan enkele huisjes links en rechts van de weg. Vooraan in het huis is een overdekt terras met stoelen en tv, waar de meeste mannen liggen te niksen. Te chillen, zoals alleen Surinamers dat kunnen doen. Want ja, het is gezellig eens een dagje niets te moeten doen, maar elke Westerling krijgt het hier vroeg of laat op zijn heupen na te veel stilzitten. Moet je je eens voorstellen, dat je twee dagen aan een stuk op een stoel zit en in een hangmat ligt. Lekker toch? Ja, voor even. Maar wij met ons Westers bloed worden al snel onrustig, hebben al snel het gevoel dat we iets moeten doen, er is toch wel iemand die wacht op ons? Er is toch wel iemand die me nodig heeft? Er is toch wel ergens waar ik moet zijn? Maar wat als alle antwoorden op deze vragen ‘nee’ zijn. Is dat dan lekker, of frustrerend?

image13

Het is niet dat je even kunt zeggen, ik ga snel over en weer naar de winkel om wat lekkers te halen om dan te chillen, nee. Je bent een dag onderweg naar de winkel. Of ik ga even een sigaretje roken en rustig uitblazen, nee. Want van welk werk moet je uitblazen? Je hebt niets gedaan. Als je niets doet, hoe kun je dan blij zijn en genieten van de rust? Als rust het enige is wat je kent. We zijn geboren met een beloningsprincipe. Eerst doe je dit, dan mag je dat. Eerst doe je je werk, dan mag je rusten. En hoe heerlijk is het om eindelijk, na een lange werkdag, thuis te komen en te kunnen uitblazen, je in de zetel leggen en even niets te doen? Dat is heerlijk, dat is rust. Maar wat als je de hele dag niets doet, dan heb je ook niets om naar uit te kijken. ’s Avonds naar de voetbal? Niets van. ’s Avonds naar een feestje? Niets van. In de middag een familiebezoek? Niets van. Een pintje drinken? Ja, dat kun je. Met dezelfde mensen waar je de afgelopen jaren ook mee hebt gedronken. Dus, vertel mij, is het nog steeds zo lekker om in de hangmat te hangen? Ik durf te wedden dat het merendeel van jullie lezers ja zeggen. Want ja, wat zouden jullie graag eens twee dagen onder de zon in de hangmat hangen. Begrijp ik volledig.

Terug naar het goud en de cabaretiers, waar de mannen natuurlijk dol op zijn. Voor een ‘gewone’ vrouw betaal je drie goudstukken voor een half uurtje. Voor een ‘uitzonderlijke’ vrouw, en dan bedoel ik dus een mooie dikke vrouw, een kind of een exotisch type, betaal je al snel zeven goudstukken. Dat is minder dan twee uurtjes varen. Of de vrouwen daar gewillig zijn, laat ik in het midden. De laatste tijd gaat hier op de redactie wel de ronde dat de mensensmokkel meer en meer voorvalt, dat kinderen vermist worden en naar de cabaretiers worden gebracht, maar echt hard bewijs is er nog niet, dus ga ik daar ook geen uitspraken over doen.

image10

De kinderen die ik leerde kennen op het eiland spraken geen Nederlands, enkel Sranan, dat is de Surinaamse taal. We hebben spelletjes gespeeld waarvan ik geen idee had wat we aan het spelen waren, maar we waren aan het lachen, en dat is het belangrijkste. Een beeld kan ik me nog goed herinneren en zal ik nooit vergeten. De jongen met de rode shirt aan, heet Toto. We waren rustig aan het hangen aan de rand van het eiland, op het zachte gras en voor ons de Marowijne rivier met daarachter een ander eilandje. Ik was het meisje op mijn schoot aan het kietelen, en ze schaterde het uit van het lachen.
12752105_10208495227167590_1666110683_oToto en zijn broer stonden voor me, druk bezig met alle ‘trucjes’ die mijn oude Nokia heeft, met andere woorden: Snake spelletje. We hadden ons eigen gebaar voor het spelletje: duim omhoog en duim naar links. Dan wist ik dat hij wou spelen. Want de slang in het spelletje gaat omhoog en naar links, onder andere. Nu goed. Alles was rustig en vredig. Opeens hoorde Toto een plof, ik hoorde helemaal niets om eerlijk te zijn. ‘Plof’, en weg was die. Op zijn blote voeten rende hij heel snel naar de mangoboom die links van ons beetje verder rustig stond te wezen. Hij raapte de afgevallen mango op, vandaar de plof, en liep een rondje terwijl zijn broer achter hem aan holde. Ze schaterden het uit van het lachen en waren gelukkig. Op dat moment kon ik alleen maar denken: deze kinderen zijn vrij. Afgebakend door het water rond hun eiland kunnen ze nergens anders heen, maar o zo vrij dat ze zijn. In hun hoofd, in hun lichaam, in hun gedachten en gedragingen. Een mango valt van de boom, en het is feest.
12754920_10208495229767655_848584127_oDat brengt me bij visie (3), als je nog kunt volgen in deze blogpost, daarnet had ik het over enkele visies waarop je naar het leven in het binnenland kunt kijken, waaronder medelijden of geluk. Maar dan is er ook nog jaloezie. Ha ha, ben ik daar, met meer geld dan deze kinderen ooit van kunnen dromen op mijn spaarrekening. Dat bestaat hier zelf helemaal niet, een spaarrekening, nee je hebt goud onder je matras en een geweer naast je bed tegen inbrekers. Al lijkt het mij een hele opgave om in te breken op een eiland. Maar het gebeurt genoeg, liet ik me vertellen. Ik, Zoe, jaloers op de kinderen zonder geld, zonder veel variatie in het eten, zonder fancy speeltjes in de huiskamer, zonder gsm, zonder tv, zonder nog zoveel meer. Want zij, de kinderen, hebben helemaal niets. En juist omdat ze niets hebben, weten ze precies wat ze wel hebben. Een doel om op te staan: hout halen, hout verzagen, een boot bouwen, eten zoeken, eten koken, tikkertje spelen, steentjes gooien, vissen vangen, vissen koken, vissen eten. Zorgen voor eten en zelfbehoud, daarom staan ze op. Wat meer moet je willen?

12755103_10208495229207641_544171283_o 12755323_10208495228887633_1065017285_o 12765557_10208495228447622_1889387898_o

Nu kom ik aan het punt waar wij, als twee blanke meisjes, een indruk hebben achtergelaten in het dorp. Zaterdag gingen we wandelen met de gids naar de Minavallei, een hoge waterval die twee en een half uur wandelen in het bos verscholen ligt. Over paden geen woord, we moesten de bladeren voor onze ogen wegkappen met een mes voor we door konden wandelen. Een heuse jungle aan takken en bladeren was dat.
image15Veel neergeschreven wordt er in de jungle niet, alles gaat nog mond-op-mond, en het is dan ook de jagers van vroeger die ik moet bedanken. Dankzij hen kan er nu nog steeds genoten worden van de Minavallei. Bij terugkomst was onze bootsman er niet meer. Hij had ons in de ochtend afgezet aan de rand van het water en moest de hele dag wachten totdat we terugkeerden.
image13 (1)Nu, dat had hij niet gedaan. Hij was weg. Het was ondertussen al bijna half zeven en het werd donker. Lekker gezellig in de jungle. Nu, op zoek naar een andere boot. Na nog een half uur bleven Elia en ik achter en ging de gids zelf verder. Nog een half uur later kwam hij aan met een boot. Beetje uit evenwicht geraakten we bij het dichts bijzijnde dorpje. Net genoeg benzine hadden we. Meteen belde onze gids naar iedereen die hij maar kon bedenken om te zeggen dat hij een boot had gepakt. Want ja, we hadden het eigenlijk gestolen.

Ik vroeg nog onderweg: ‘bestaat hier niet zoiets als bospolitie?’. Ha, ha. De jungle heeft zijn regels, en het is overal in Suriname verboden een ander persoon te doden, dus is er ook politie. Niet zo heel aanwezig en indien wel aanwezig, te druk met het roken of chillen om iets te doen. In Paramaribo bracht een lokale vriend ons eens naar de discotheek, onderweg stopten we bij de Chinees in de Koningstraat, de enige Chinees die de hele nacht openblijft. Met ‘Chinees’ bedoel ik dus een dag- en/of nachtwinkel, deze worden hier namelijk allemaal uitgebaat door… Chinezen. Bon, politie was aanwezig bij de nachtchinees. Vroegen we wat ze hier dan aan het doen waren. ‘Inkopen’, och ja, wat anders?

 

Het is dus ook niet de politie die je moet bellen bij problemen in, op of tussen de eilanden, maar de Kapitein, ook wel hoofd van het dorp. Na veel rondvragen en praten kwam onze bootsman Frank ons halen met zijn twee schattige neefjes, hierboven besproken. Uiteindelijk kwamen we wel veilig thuis, en het was best wel spannend in het donker varen, maar voor onze gids was het nog niet allemaal koek en ei. Nee, een bootsman die mensen achter laat in de jungle, wil zeggen dat hij ons voor dood heeft achtergelaten. image8 (1)En dat doe je niet, onder geen enkele omstandigheden. Er staat een zware straf op en de bootsman kan zich maar beter goed verstoppen. De Kapitein was niet in het dorp, maar eenmaal op de hoogte van de problemen, kwam hij meteen aanzetten vanuit de stad naar het binnenland. De volgende ochtend kwam ‘stoute’ bootsman naar ons kamp, om zich te verontschuldigen. Hij had veel stress, want de kans was er dat hij in elkaar geklopt zou worden door de anderen in het dorp. Wat hij heeft gedaan, druist in tegen alle waarden en normen waar het dorp voor staat. Je laat niemand achter in de jungle. Ik denk, na veel discussiëren, dat het een beetje neerkomt op vluchtmisdrijf bij ons Westerlingen. Alleszins, het hele dorp stond op zijn kop en iedereen was er over bezig. ‘Stoute’ bootsman had drie mensen in de jungle achtergelaten, waaronder twee ‘bakra’s’, ook wel blanken genoemd. En het feit dat we blank zijn, en vrouwelijk, maakt de actie alleen maar erger. Als er iets met ons zou gebeuren, zou de gids in elkaar geklopt worden door het dorp. Want wij zijn gasten op hun eiland. En er gebeurt niets met gasten in het dorp. Punt. Geen uitzonderingen.

Goed, hij kwam zich dus verontschuldigen, maar onze gids moest er niets van hebben. Hij zei dat hij even verderop in de schaduw was gaan liggen, en in slaap was gevallen. Probleem is, het was overal zonnig aan onze kant van de rivier, en naar de overkant is hij niet geweest. Ook hebben we geroepen en was Elia duidelijk hoorbaar toen ze uitgleed in de modder en op haar knieën belandde. De gids was er van overtuigd dat de bootsman even wat goudzoeker snel tussendoor heen en weer wou brengen, wat goed mogelijk is, want dat is namelijk veel goudstukken voor hem. Het einde van het verhaal weet ik nog niet, want de Kapitein zou terugkomen, er zou diezelfde week nog een stamraad worden gehouden met alle verantwoordelijken van de familie en dan ging de straf worden vastgesteld.

We hebben een indruk achtergelaten, maar zonder twijfel heeft het dorp ook een indruk op mij achtergelaten.

12737076_10208495226247567_225289637_o

 

Het leven in de jungle

fredberg11Op aanvraag van de mama leid ik jullie even in in het leven in de jungle. Allereerst wil ik zeggen dat wat je hier zult lezen, moeilijk te begrijpen is voor iemand die er nog niet is geweest. Daarom wil ik je vragen niet zomaar over de zinnen heen te lezen, maar er proberen bij stil te staan wat ik je probeer te vertellen.

Wie het verhaal van Mowgli kent, kan zich een voorstelling maken van de jungle. Buiten het feit dat de beren niet dansen, de dieren niet zo behulpzaam zijn en Mowgli het in het echte leven op die manier ook nooit zou overleven, komt de voorstelling goed overeen met de werkelijkheid. Alles is bos, alles is wildernis en nergens is structuur. Nergens is er zoveel leven op 1 plaats.

Stil en rustig is de jungle niet. Als je een huis koopt aan een drukke weg of treinstation, zal je de eerste dagen slecht slapen door het lawaai omdat je er niet aan gewend bent. Maar na een tijd zal je je aanpassen, soms zelf zonder dat je het beseft. Wel, net hetzelfde met brulapen. Je hoort ze al van ver, en ik kan het geluid moeilijk omschrijven, maar er zit niet heel veel intonatie in. Dus na een tijd, zonder dat je het beseft, valt het je gewoon niet meer op. Hetzelfde met de politievogel. Ja, ik vergis me niet. De politievogel bestaat echt en heeft een heel scherpe zang. Hij fluit altijd als een andere vogel iets fout doet en houdt dus wel degelijk het bos in de gaten. Er bestaat geen plaats op aarde waar er geen regels zijn, en zodus ook in de jungle moeten de vogels zich aan regels houden. Elk zijn plek, elk zijn territorium, elk zijn voedselplaats.

DSCN4797fredberg6DSCN5100

Boskip, boomkip, waterkip, vliegkip, kip, kip, kip. Voor elk dier is er wel een ‘kipnaam’, zoals ik het zeg. Surinamers en kip, dat is gewoon een combinatie die je niet uit de weg kan, niet alleen op je bord, maar ook niet in de jungle zo blijkt.  Zodoende heb ik in de jungle gegeten: nasi kip, bami kip en kippensoep. Al een geluk dat ik nu wel vlees eet, of ik had het loodje gelegd vrees ik. Of had ik uren naar het water moeten staren om een vis te vangen. Dat was een van onze nachtactiviteiten, vissen vangen. Ik ben er niet in geslaagd en heb de zoektocht eerlijk gezegd al snel opgegeven. Wel heb ik genoten van de vangst van mijn medejunglebewoners. Verse vis op een spiesje in het vuur en hopla, klaar is kees.

fredberg5DSCN4849DSCN5061DSCN4774

Zelf gevangen, zelf gekookt, zelf gedragen, zelf gemaakt, zelf gedaan, zelfvoorzienend. Dat is wat je moet zijn in de jungle, anders ga je dood. Zelfstandig en zelfvoorzienend. Wie het niet is, maakt geen schijn van kans. Ik kan niet zeggen dat ik zelfstandig en/of zelfvoorzienend ben, ondanks mijn jaren ervaring in de scouts. Aan al mijn scoutsvrienden: mijn gids lachtte me uit omdat we sjorren met touw. Nee, wij Westerse mensen kunnen in geen honderd jaar verklaren dat we zelfvoorzienend zijn. Mijn gids en zijn broer daarintegen, zijn echte Mowgli’s. En dan bedoel ik echt: Mowgli’s. Tijdens een ochtendwandeling met Fred, de gids, zag ik een beest wegspringen. Nog voor ik iets kon zeggen of doen, was Fred de wildernis al in, achter het beest aan. Op zijn blote voeten. Gewoon zomaar de planten, stekkers, bomen, bladeren, takken, boomstronken, ongedierte, beesten, slangen, spinnen, wildernis in. In minder dan drie tellen was hij nergens meer te bespeuren. Met enkel zijn hakmes en short aan was hij letterlijk ‘den bos in’. Nou, fijne gids is dat, ons zomaar achterlaten :). Het beest heeft hij nooit gevangen, maar man, snel lopen kan hij wel.

Fred is een Mowgli. Eens zat hij op het vliegtuig en uit het raampje zag hij een berg. Nu, dacht hij, dat is wel een mooie berg, ik ga hem zoeken. Zonder GPS en puur op gevoel heeft hij er enkele jaren gedaan om zijn eigen pad naar zijn berg te maken. Hij heeft hem gevonden, en de berg, die officieel een andere naam heeft, heet nu in de volksmond: Fredberg. Kun je het je voorstellen dat je je eigen berg hebt? Het is eens wat anders dan je eigen auto. Daar leidde ook mijn pad naartoe, ondertussen al twee weken geleden. Over een pad kun je niet echt spreken. Ik dacht altijd dat ik een goed oriëntatiegevoel had, en misschien heb ik dat ook -vergeleken met andere mensen- op de Vlaamse wegen, waar er zoveel bordjes en aanwijzers staan. Of in de Ardennen, waar je paden hebt die voor je zijn gemaakt. Maar in de jungle, in de wildernis, nee. Ik kan niet eens spreken over een gevoel. Had me daar slechts twee minuten alleen laten staan, en ik zou al niet meer weten waar ik vandaan kwam. Alles is zo dicht begroeid, het is een grote chaos aan bladeren, takken, bomen, planten, vruchten, boomstronken en wat nog allemaal. Zoveel leven, zoveel energie, zoveel indrukken. Ik word er nog steeds wazig van in mijn hoofd al ik eraan terugdenk. Het woord prachtig begint het niet eens te omschrijven. Het is pure magie.

fredberg12

Er is geen maatschappij, er is enkel een samenleving. De dieren leven samen, en het is de wet van de sterkste die telt. Wij als groepje blanke toeristen leefden samen, en het is de opvoeding die we allemaal hebben genoten die maakt dat we niet met elkaar gingen vechten voor het grootste stukje kip. Trouwens, Surinamers eten als ze honger hebben, vertelde Stanley me, de broer van Fred. Ze wachten niet op anderen tot iedereen aan tafel zit om dan lekker gezellig samen te eten. Als je honger hebt, pak je een bord en schep je op. Je schept ook maar 1 keer op, ze eten niet in verschillende porties zoals wij. Dus, heb je honger, ongeacht welk tijdstip of waar, dan eet je. Zit je dan toch toevallig met nog anderen aan tafel, dan moet je ook niet opscheppen voor de andere, laat staan dat je eerst de andere bedient voor je voor jezelf hebt opgeschept. Jij hebt toch honger, en je kan toch niet weten hoeveel honger de andere heeft? Dus waarom moet je dan opscheppen voor de andere? Misschien schep je te weinig, of teveel en daar kan die andere dan aanstoot aan nemen, want je eet maar 1 bord.

fredberg9DSCN4937fredberg7

Doe wat je wil wanneer je wil. Niets moet alles mag. Dat is het leven in de jungle. Je enige zorg? Hoe gaan we onze maag gevuld krijgen vandaag. Er zijn geen discussies, er zijn geen ruzies, er zijn geen problemen. Er zijn geen problemen. Ik zeg het nog eens, want dat is echt de grote impact die de jungle me heeft achtergelaten: er zijn geen problemen. En omdat er geen problemen zijn, zijn er geen zorgen. Waar moet je je zorgen over maken? Dat de zon achter de wolken zit? Dat er een mier over je tafel loopt? Dat het water in de rivier te koud is? Wat kun je er aan doen? Niets. Dat is het leven, en je kan het niet veranderen. Dus vertel mij, waarom maak je je zorgen? Dat doe je niet. En die omschakeling is zo gemakkelijk, ik ben er zelf verbaasd over. Zo gemakkelijk is het om je plots geen zorgen meer te maken. Want je hebt geen telefoon bij, of ja, die werkt toch niet. Je hebt geen verkeer om je heen, toch niet van auto’s, wat de vogels doen in hun vrije tijd is hun zaak, er zijn geen politieke kwesties die moeten uitgedebateerd worden, er zijn geen maatschappelijke problemen of sociale onrust. Want wie het niet aankan, gaat dood. En zo gemakkelijk kan het leven zijn.

Puuuuuuur genieten, is alles wat je kan doen. Rust in het hoofd, rust in het lichaam. Ik heb me nog nooit zo rustig gevoeld, ondanks dat we fysiek erg actief waren. Thuis in Vlaanderen ga ik op de zetel liggen en rust ik uit. Maar ik rust niet uit, nee ik denk aan dit moet ik nog doen, en dat moet nog gehaald worden, en daar moet ik nog passeren, en dat moet ik nog zeggen, en dit moet ik nog kopen, en haar moet ik nog sms’en, en hem moet ik nog waarschuwen. Wel, ik ging op een steen liggen, met een uitzicht over de hele jungle en ik ging rusten. De steen lag niet zo comfortabel als de zetel, maar ik was rustiger dan ooit. Gewoon luisteren en niet nadenken. Het is mogelijk om niet na te denken in het leven. Niets kwam in mij op, niets wat ik nog moest doen, wat ik nog moest zeggen, wat ik nog moest kopen,… Wat zou ik kopen in de jungle?

fredberg14fredberg2fredberg17DSCN4828             fredberg18         fredberg3fredberg1fredberg4fredberg10

De waarde van het leven is niet geld, maar kennis. Als je weet hoe je aan je eten komt in de avond, heb je geen geld nodig om het te kopen, want je weet hoe je de vis moet vangen. Je werkt voor je eigen maag, niet voor je eigen geld. Nu, dit klinkt allemaal als een sprookje en ja zeker, wij staken ook het kampvuur aan met een aansteker, en Fred kan ook niet zomaar alles voorzien zonder dat wij betalen voor de trip, en ik had heus ook wel kleren mee en op het WC (gewoon een balk boven een put) had ik ook WC-papier in de hand, dus nee, ik liep niet als een Mowgli in het oerwoud, en ik heb ook moeten werken om te betalen voor deze trip, maar het zet je wel aan tot denken.

Laat ik je dit nog meegeven: op een bepaald moment konden we onze rugzakken even laten staan want we gingen een klein omtoertje maken om in een grot vleermuizen te gaan spotten. Onze rugzakken gingen we later komen halen. Ik liet mijn fototoestel ook achter. Milou (vriendinnetje van in het huis) keek verbaasd en vroeg: ‘Ga jij je toestel hier zomaar achterlaten?’ Ja, zei ik. Wie gaat het in godsnaam stelen? Er is niemand.

We zijn vrij.DSCN4774

Surinaams parlement veroordeelt aanpak Zika-virus

parlement

Maandag 25 januari was ik voor het eerst in het parlement van Suriname. Opdracht was een online verslag maken van De Nationale Assemblee voor de Ware Tijd, de krant waar ik vrijwillig voor schrijf. Spannend!

Ik kreeg niet de eer om handjes te schudden met President Desi Bouterse, aangezien die niet kwam opdagen. Vice-President Ashwin Adhin was wel van de partij, maar ik ben geen handjes gaan schudden aangezien ik geen idee had wat ik tegen die man moest zeggen. Als jullie nu een beetje verbaasd opkijken en in jullie zelf denken, ‘het zal wel, zo dicht kom je daar toch niet bij?’, dan heb je het mis. Politiekers in Suriname zijn heel toegankelijk, na de vergadering stond iedereen gewoon buiten. Pers, bezoekers en politiekers allemaal door elkaar, het was soms zelf moeilijk zeggen wie wie was. Ja, er liep beveiliging rond, maar die gingen niet als bodyguards om de politiekers staan zoals we dat gewend zijn in Brussel. In tegendeel, die zaten wat verderop op een stoel in het zonnetje, lekker genietend van een sigaret terwijl hun baas even een woordje ging doen met de pers. Fantastisch toch? Zelf heb ik niemand persoonlijk aangesproken, maar heb braaf mijn collega van de Ware Tijd gevolgd en overal vriendelijk gelachen. Wat zou ik moeten gaan vragen?

Het leuke aan journalistiek werk in het buitenland is dat je op plaatsen komt waar je anders nooit zou geraken. Het minder leuke, in het begin dan toch, is dat je in een nieuw systeem wordt gegooid en dat je maar verwacht wordt het allemaal te weten. Te weten wie de belangrijke politiekers zijn, waar de strubbelingen liggen en welke partijen er zoal zijn. Vooral op politiek vlak is het even slikken als je, voor je het goed en wel beseft, met je perskaart het parlement binnenloopt. Onvoorbereid en zonder enig idee wat er te gebeuren staat moet je dan maar even een artikel schrijven. Gelukkig had ik veel aan mijn collega van de krant, met wie ik mee op trip was. Hij hielp me bij het plaatsen van politiekers en het benoemen van de verschillende personen.

Nu, waar alle heisa om ging, kwam ik al snel achter. Het Zika-virus is aangekomen in Suriname. Ik weet niet of het ook in de Belgische kranten te lezen valt, maar hier is het dus elke dag voorpaginanieuws. Zika is een virus dat gedragen en overgedragen wordt door de denguemuskiet. Het virus is schadelijk voor zwangere vrouwen en hun ongeboren kinderen. Indien een zwangere vrouw besmet is met het virus, wordt haar kind geboren met een onvolgroeide schedel, waardoor er dus niet genoeg plaats is voor de hersenen om zich te ontwikkelen. Ik moet er niet bijvertellen hoeveel pijn dit doet voor de pasgeboren baby’s en welke gevolgen dit heeft voor de groei van het kind. Het virus is overgekomen uit Brazilië en al sinds november weet de regering van Suriname dat het virus ook in Suriname actief is. Voor de rest is er niet veel meer bekend over het virus, dus ook de dokters weten niet hoe ze het virus kunnen aanvechten. Al wat Surinaamse vrouwen nu kunnen doen om het virus te voorkomen is niet zwanger worden. De regering vraagt dit ook aan zijn bevolking, om de voortplanting even te pauzeren zal ik maar zeggen, totdat er meer informatie over het Zika-virus bekend is. Wie vandaag al zwanger is, kan alleen maar haar best doen om niet gestoken worden door muggen. Wat in dit land praktisch een onmogelijke opgave is. Alle hens aan dek dus hier in Suriname, want er moeten snel maatregelen getroffen worden. Maar hoe? Dat was de vraag in het parlement op De Nationale Assemblee van maandag 25 januari.

Lees hier mijn artikel, dat naast de site van de Ware Tijd ook op de site van MO* staat.

Je hoort het, ik leer heel snel heel veel bij over Suriname, en dan spreek ik niet alleen op politiek vlak. Blijf vooral mijn blog volgen als je ook zoveel wil leren over het land!

Hoe witter een vrouw, hoe beter

Stagiaires vormen een aparte bevolkingsgroep in Suriname. Ze, voornamelijk meisjes, zijn onmiskenbaar aanwezig in het straatbeeld van Paramaribo. Met hun blonde haren en enorme muggenbulten op de benen zie je hen al van ver aankomen.

IMG_5639

Ze lopen vaak in groepjes over het straat, wat niet zo gek is gezien de veiligheid ’s avonds op het straat. De stagiaires zijn een groep die erg in trek is bij de Surinaamse mannen. Hoe witter, hoe beter lijkt hier de onbeschreven regel te zijn. Niet alleen zien de stagiaires er interessant en exotisch uit voor de Surinamer, ze worden geassocieerd met een goed gevulde portemonnee en een rood paspoort. Dat maakt van hen de ideale vriendin.

Het zijn niet de toeristen, maar de stagiaires die het hele jaar door de touroperators van centjes voorzien. Want wie wil er naast het werken ook niet het binnenland verkennen? De winkels en restaurants hebben er een nieuwe doelgroep bij en ook de taxibedrijfjes zijn blij met het grote aantal, in het begin nog kwetsbare, stagiaires.

Wie zijn studies wil afronden in het buitenland heeft het in Suriname goed gevonden. Niet alleen is Suriname toegankelijk dankzij dezelfde taal en lieve mensen, er moet ook gezegd worden dat de Surinamer eerlijk is. Er wordt geen misbruik gemaakt van onzekere meisjes. Wie per ongeluk te veel betaalt, wordt hier meteen op gewezen.

En wie geniet nu niet van wat mannelijke aandacht? Zolang je zorgt dat je ’s avonds niet alleen over straat gaat, is het gesis en geroep toch ook een beetje vleiend. Er is alle tijd van de wereld om uit te gaan en het kost je geen enkele moeite om een gespierde man te regelen. En tijdens het uitrusten van een hevige nacht is er natuurlijk alle mogelijkheid om onderling belevenissen te bespreken. Integreren? Dat doen ze wel tijdens de stage. Wat een lieve meisjes toch.