Op aanvraag van de mama leid ik jullie even in in het leven in de jungle. Allereerst wil ik zeggen dat wat je hier zult lezen, moeilijk te begrijpen is voor iemand die er nog niet is geweest. Daarom wil ik je vragen niet zomaar over de zinnen heen te lezen, maar er proberen bij stil te staan wat ik je probeer te vertellen.
Wie het verhaal van Mowgli kent, kan zich een voorstelling maken van de jungle. Buiten het feit dat de beren niet dansen, de dieren niet zo behulpzaam zijn en Mowgli het in het echte leven op die manier ook nooit zou overleven, komt de voorstelling goed overeen met de werkelijkheid. Alles is bos, alles is wildernis en nergens is structuur. Nergens is er zoveel leven op 1 plaats.
Stil en rustig is de jungle niet. Als je een huis koopt aan een drukke weg of treinstation, zal je de eerste dagen slecht slapen door het lawaai omdat je er niet aan gewend bent. Maar na een tijd zal je je aanpassen, soms zelf zonder dat je het beseft. Wel, net hetzelfde met brulapen. Je hoort ze al van ver, en ik kan het geluid moeilijk omschrijven, maar er zit niet heel veel intonatie in. Dus na een tijd, zonder dat je het beseft, valt het je gewoon niet meer op. Hetzelfde met de politievogel. Ja, ik vergis me niet. De politievogel bestaat echt en heeft een heel scherpe zang. Hij fluit altijd als een andere vogel iets fout doet en houdt dus wel degelijk het bos in de gaten. Er bestaat geen plaats op aarde waar er geen regels zijn, en zodus ook in de jungle moeten de vogels zich aan regels houden. Elk zijn plek, elk zijn territorium, elk zijn voedselplaats.
Boskip, boomkip, waterkip, vliegkip, kip, kip, kip. Voor elk dier is er wel een ‘kipnaam’, zoals ik het zeg. Surinamers en kip, dat is gewoon een combinatie die je niet uit de weg kan, niet alleen op je bord, maar ook niet in de jungle zo blijkt. Zodoende heb ik in de jungle gegeten: nasi kip, bami kip en kippensoep. Al een geluk dat ik nu wel vlees eet, of ik had het loodje gelegd vrees ik. Of had ik uren naar het water moeten staren om een vis te vangen. Dat was een van onze nachtactiviteiten, vissen vangen. Ik ben er niet in geslaagd en heb de zoektocht eerlijk gezegd al snel opgegeven. Wel heb ik genoten van de vangst van mijn medejunglebewoners. Verse vis op een spiesje in het vuur en hopla, klaar is kees.
Zelf gevangen, zelf gekookt, zelf gedragen, zelf gemaakt, zelf gedaan, zelfvoorzienend. Dat is wat je moet zijn in de jungle, anders ga je dood. Zelfstandig en zelfvoorzienend. Wie het niet is, maakt geen schijn van kans. Ik kan niet zeggen dat ik zelfstandig en/of zelfvoorzienend ben, ondanks mijn jaren ervaring in de scouts. Aan al mijn scoutsvrienden: mijn gids lachtte me uit omdat we sjorren met touw. Nee, wij Westerse mensen kunnen in geen honderd jaar verklaren dat we zelfvoorzienend zijn. Mijn gids en zijn broer daarintegen, zijn echte Mowgli’s. En dan bedoel ik echt: Mowgli’s. Tijdens een ochtendwandeling met Fred, de gids, zag ik een beest wegspringen. Nog voor ik iets kon zeggen of doen, was Fred de wildernis al in, achter het beest aan. Op zijn blote voeten. Gewoon zomaar de planten, stekkers, bomen, bladeren, takken, boomstronken, ongedierte, beesten, slangen, spinnen, wildernis in. In minder dan drie tellen was hij nergens meer te bespeuren. Met enkel zijn hakmes en short aan was hij letterlijk ‘den bos in’. Nou, fijne gids is dat, ons zomaar achterlaten :). Het beest heeft hij nooit gevangen, maar man, snel lopen kan hij wel.
Fred is een Mowgli. Eens zat hij op het vliegtuig en uit het raampje zag hij een berg. Nu, dacht hij, dat is wel een mooie berg, ik ga hem zoeken. Zonder GPS en puur op gevoel heeft hij er enkele jaren gedaan om zijn eigen pad naar zijn berg te maken. Hij heeft hem gevonden, en de berg, die officieel een andere naam heeft, heet nu in de volksmond: Fredberg. Kun je het je voorstellen dat je je eigen berg hebt? Het is eens wat anders dan je eigen auto. Daar leidde ook mijn pad naartoe, ondertussen al twee weken geleden. Over een pad kun je niet echt spreken. Ik dacht altijd dat ik een goed oriëntatiegevoel had, en misschien heb ik dat ook -vergeleken met andere mensen- op de Vlaamse wegen, waar er zoveel bordjes en aanwijzers staan. Of in de Ardennen, waar je paden hebt die voor je zijn gemaakt. Maar in de jungle, in de wildernis, nee. Ik kan niet eens spreken over een gevoel. Had me daar slechts twee minuten alleen laten staan, en ik zou al niet meer weten waar ik vandaan kwam. Alles is zo dicht begroeid, het is een grote chaos aan bladeren, takken, bomen, planten, vruchten, boomstronken en wat nog allemaal. Zoveel leven, zoveel energie, zoveel indrukken. Ik word er nog steeds wazig van in mijn hoofd al ik eraan terugdenk. Het woord prachtig begint het niet eens te omschrijven. Het is pure magie.
Er is geen maatschappij, er is enkel een samenleving. De dieren leven samen, en het is de wet van de sterkste die telt. Wij als groepje blanke toeristen leefden samen, en het is de opvoeding die we allemaal hebben genoten die maakt dat we niet met elkaar gingen vechten voor het grootste stukje kip. Trouwens, Surinamers eten als ze honger hebben, vertelde Stanley me, de broer van Fred. Ze wachten niet op anderen tot iedereen aan tafel zit om dan lekker gezellig samen te eten. Als je honger hebt, pak je een bord en schep je op. Je schept ook maar 1 keer op, ze eten niet in verschillende porties zoals wij. Dus, heb je honger, ongeacht welk tijdstip of waar, dan eet je. Zit je dan toch toevallig met nog anderen aan tafel, dan moet je ook niet opscheppen voor de andere, laat staan dat je eerst de andere bedient voor je voor jezelf hebt opgeschept. Jij hebt toch honger, en je kan toch niet weten hoeveel honger de andere heeft? Dus waarom moet je dan opscheppen voor de andere? Misschien schep je te weinig, of teveel en daar kan die andere dan aanstoot aan nemen, want je eet maar 1 bord.
Doe wat je wil wanneer je wil. Niets moet alles mag. Dat is het leven in de jungle. Je enige zorg? Hoe gaan we onze maag gevuld krijgen vandaag. Er zijn geen discussies, er zijn geen ruzies, er zijn geen problemen. Er zijn geen problemen. Ik zeg het nog eens, want dat is echt de grote impact die de jungle me heeft achtergelaten: er zijn geen problemen. En omdat er geen problemen zijn, zijn er geen zorgen. Waar moet je je zorgen over maken? Dat de zon achter de wolken zit? Dat er een mier over je tafel loopt? Dat het water in de rivier te koud is? Wat kun je er aan doen? Niets. Dat is het leven, en je kan het niet veranderen. Dus vertel mij, waarom maak je je zorgen? Dat doe je niet. En die omschakeling is zo gemakkelijk, ik ben er zelf verbaasd over. Zo gemakkelijk is het om je plots geen zorgen meer te maken. Want je hebt geen telefoon bij, of ja, die werkt toch niet. Je hebt geen verkeer om je heen, toch niet van auto’s, wat de vogels doen in hun vrije tijd is hun zaak, er zijn geen politieke kwesties die moeten uitgedebateerd worden, er zijn geen maatschappelijke problemen of sociale onrust. Want wie het niet aankan, gaat dood. En zo gemakkelijk kan het leven zijn.
Puuuuuuur genieten, is alles wat je kan doen. Rust in het hoofd, rust in het lichaam. Ik heb me nog nooit zo rustig gevoeld, ondanks dat we fysiek erg actief waren. Thuis in Vlaanderen ga ik op de zetel liggen en rust ik uit. Maar ik rust niet uit, nee ik denk aan dit moet ik nog doen, en dat moet nog gehaald worden, en daar moet ik nog passeren, en dat moet ik nog zeggen, en dit moet ik nog kopen, en haar moet ik nog sms’en, en hem moet ik nog waarschuwen. Wel, ik ging op een steen liggen, met een uitzicht over de hele jungle en ik ging rusten. De steen lag niet zo comfortabel als de zetel, maar ik was rustiger dan ooit. Gewoon luisteren en niet nadenken. Het is mogelijk om niet na te denken in het leven. Niets kwam in mij op, niets wat ik nog moest doen, wat ik nog moest zeggen, wat ik nog moest kopen,… Wat zou ik kopen in de jungle?
De waarde van het leven is niet geld, maar kennis. Als je weet hoe je aan je eten komt in de avond, heb je geen geld nodig om het te kopen, want je weet hoe je de vis moet vangen. Je werkt voor je eigen maag, niet voor je eigen geld. Nu, dit klinkt allemaal als een sprookje en ja zeker, wij staken ook het kampvuur aan met een aansteker, en Fred kan ook niet zomaar alles voorzien zonder dat wij betalen voor de trip, en ik had heus ook wel kleren mee en op het WC (gewoon een balk boven een put) had ik ook WC-papier in de hand, dus nee, ik liep niet als een Mowgli in het oerwoud, en ik heb ook moeten werken om te betalen voor deze trip, maar het zet je wel aan tot denken.
Laat ik je dit nog meegeven: op een bepaald moment konden we onze rugzakken even laten staan want we gingen een klein omtoertje maken om in een grot vleermuizen te gaan spotten. Onze rugzakken gingen we later komen halen. Ik liet mijn fototoestel ook achter. Milou (vriendinnetje van in het huis) keek verbaasd en vroeg: ‘Ga jij je toestel hier zomaar achterlaten?’ Ja, zei ik. Wie gaat het in godsnaam stelen? Er is niemand.
We zijn vrij.