Wij zijn het probleem

Ik bevind me momenteel in een crisis.

Het nieuws lijkt vandaag de dag meer te bestaan uit journalisten en mediaplatformen die elkaar bekritiseren dan dat ze samen het nieuws bekritiseren. De onderlinge concurrentie verlaagt het niveau van niet alleen de journalist, maar ook de onderwerpen waartoe deze gedwongen wordt te schrijven.

Ja, gedwongen.

Want het kan niemand wat schelen dat in Suriname een ex-militair onterecht werd opgesloten omdat hij zijn mening heeft gedeeld. Ik moet smeken opdat ik mag schrijven over de vrouwen die dit jaar werden vermoord door hun (ex-)vriend/man. Het zal de Europeaan een worst wezen.

Wanneer het niemand kan schelen, heb ik geen werk.

Eerder op deze blog heb ik al afgegeven op het feit dat wat ik hier neerschrijf, in de vergetelheid van het internet beland. Dat is niet de schuld van ‘mijn’ lezer, maar die van het internet, en hoe (mediaplatformen) deze gebruikt:, al dan niet misbruikt. Dat bijna niemand mijn blogs leest, kan ik verkroppen met de gedachte dat ik hier schrijf, meer voor mezelf dan voor de lezer.

Maar ik verdiep me in de journalistieke ambacht in de hoop een wezenlijk verschil te maken.

Zo vervangbaar als een keukenmes
Als beginnende journalist ben ik naïef genoeg om het verschil te wíllen maken. Om vast te houden aan mijn doel; bijdragen aan de kritische bewustwording, mening en/of denkwijze van mijn directe omgeving. Dus ik smeek ze (de Europese eindredacteuren) voor een plekje in de overvolle agenda van hun dagblad/tijdschrift/site. En hoe meer artikelvoorstellen aan de kant geschoven worden, hoe minder ambitie ik over hou.

Gisteren had ik het daarover met een vriendin; ‘het verschil moet je opzoeken, we kunnen het zelf niet maken’, zei ze daarover. En ik ben verleid om haar daarin te volgen.

Dagelijks vliegen artikelen mijn Twitter- en Facebooktijdlijn voorbij. Af en toe staat daar nu een kop van mij tussen. Gezwoegd en gezweet op zowat elk woord, in de hoop een zo volledig mogelijk beeld te geven in het beperkt aantal woorden dat mij wordt opgelegd. Probeer maar eens de werkelijkheid van Suriname, een land dat letterlijk en figuurlijk ver van de Europeaan zijn/haar bed ligt, in 1000 woorden te gieten.

Ik kreeg deze week nog de opmerking van de correspondent van NOS, dat mijn probleem is dat ik ‘te volledig wil zijn’. Niet helemaal onterecht, al kan ik daarop beargumenteren dat de huidige media in haar geilheid voor ‘kliks’ te onvolledig is. En onvolledig nieuws is net zo gevaarlijk zijn als ‘fake news’. Echter, als journalist doe je of mee met de regels van het spel, of je valt af. Journalisten zijn namelijk net zo vervangbaar als een keukenmes. Je kan ze slijpen, maar wanneer het geduld op is, neem je een ander.

Als het verhaal belangrijker is dan de bedoeling die erachter zit, krijgt de journalist zijn werk niet verkocht.

Trots van korte duur
Wanneer het dan toch eindelijk zover is en Trouw, Knack of OneWorld een artikel van me post, is mijn hart vervult van trots. In alle ‘geilheid voor kliks en lezers’, deel ik de link van mijn artikel met mijn eigen netwerk. Ik spendeer uren op Twitter, Facebook en LinkedIn, hongerig naar die eerste ‘like’. ‘Kijk eens’, denk ik dan, ‘Dat is mijn verdienste’. Als het medium waarvoor ik heb geschreven dan ook nog eens mijn artikel deelt, met al dan niet een compliment over mijn werk, gloei ik vuurrood.

Nog geen uur later is mijn artikel, samen met tientallen anderen die op dezelfde seconde werd gedeeld, in de vergetelheid beland. Een tweet van Trump en de moord op een gewaardeerd en erkend journalist hebben meer nieuwswaarde dan de vijf onbekende Surinaamse vrouwen die dit werden vermoord. Mijn artikel is zonder pardon naar het land der vergetelheid gekatapulteerd. Ik begrijp dat.

Mijn brandende trots is van korte duur en maakt al snel plaats voor nieuwe hoofdpijn. Waarover zal ik nu schrijven, opdat ik volgende maand nog mijn brood kan garanderen? En het circus begint opnieuw.

Onze schuld
Het heeft nog geen maand geduurd om te beseffen dat journalisten geen andere keus hebben dan meedraaien in de informatiestroom waar we allen zo afhankelijk van zijn, lezer en (eind-)redacteur. Het heeft me geen half jaar gekost om te beseffen dat ik daar geen deel van wil uitmaken. Mijn hele leven opboksen, elleboogduwen, smeken en een ander de loef afsteken opdat er één titel vijf seconden bovenaan je tijdlijn staat? Het heeft me nog geen twaalf maanden gekost om te beseffen dat ik geen voldoening haal uit deze werkwijze.

En dat is onze schuld. Ik zeg met opzet ‘onze’ omdat ik ook deel van de oorzaak ben. Het is ook mijn schuld. Ik draag bij aan die eenzijdige informatiestroom. Ik lees niet (alles) over Burkina Faso, China of Tadzjikistan. Ik klik zelfs niet op alle koppen die gaan over Noord-Korea, Afghanistan, Syrië, Brazilië en Amerika, de landen die momenteel veel media-aandacht ‘genieten’. Ik voel me daar schuldig over – en tegelijkertijd laat dat me weer belachelijk voelen. Ik kan toch niet alles lezen wat er in de wereld wordt gepubliceerd? Ik heb toch ook mijn eigen interesses? Jij toch ook?

Ik wil geen deel uitmaken van het publieke debat waarin journalisten (en lezers) elkaar openlijk op Twitter beschuldigen van ongelijkwaardige behandeling, superioriteit, nalatigheid, onverschilligheid en gebrek aan kritische vragen. Al moet ik hierbij de kanttekening maken dat dit in Nederland veel meer een trend aan het worden is dan in België (vooralsnog).

Noem me een ‘softie’, maar ik wil goed werk leveren, niet vechten.

Ik wil gewoon mijn werk doen. Daarvoor ben ik afhankelijk van de lezer en de eindredacteur, van de persoon die op die dag beslist wat nieuwswaardig is. Maar als aanvoerder van nieuws uit Suriname moet ik smeken en vechten voor een plekje in de krant of op de site, een plaats in de lezer zijn/haar interesseveld of aandachtsspanning. Ik word daar zo moe van.

Alle begin is moeilijk
Wat bijdraagt in mijn frustratie van alle artikelvoorstellen die me worden afgewezen, is dat ik het zelf begrijp. Wie ligt wakker van het feit dat Surinaamse burgers tien vingerafdrukken op de nieuwe eID-kaart moeten zetten, in plaats van één?

Niemand.

Wil ik mijn werk afhankelijk houden van de interesses van ‘het publiek’, van algoritmes en ‘het internet’? Een erkenning zo vluchtig, dat het warme gevoel van trots geen kans krijgt na te zinderen? Mijn eigenwaarde daalt, en het bevalt me niet. Mijn zelfvertrouwen wordt aangetast, en ik on

Dat is de crisis in mijn hoofd. Ik dacht journalist te willen worden, maar de voldoening die ik hier uithaal valt enorm tegen. Een stemmetje in mijn hoofd spoort me aan om te blijven knokken, werken en investeren in mezelf. Tenminste, wie hard werkt wordt beloond. Toch?

Alle begin is moeilijk. Wil ik het spel nu meespelen, om er later – mogelijk – de vruchten van te plukken? Of zal het spel alleen maar verruwen naarmate meer burgerjournalistiek zijn intrede doet? Zal de informatiestroom, die vandaag al zo een chaos is, meer en meer misbruikt ipv gebruikt worden? En wil ik daar onderdeel van zijn?

Wil ik groeien als journalist, of als onderzoekster? Schrijf ik artikels, of boeken? Bied ik mezelf aan bij dagbladen, of tijdschriften? Of hou ik mijn mond en haal ik alles uit de kansen die me vandaag worden gegeven, (vieze) spelletjes of niet?

Wat ik wel weet, is dit: mijn verhaal zal altijd belangrijker zijn dan de bedoeling die erachter zit. Dus schrijven zal ik. Of ik ook zal verkopen, is nog maar de vraag.

Een gedachte over “Wij zijn het probleem

  1. Wat een verhaal heftig, maar wat ik wil zeggen is zet je werk voort laat je door niets of iemand weerhouden. Mooi werk soms brengt dit frustraties met zich mee maar laat je niet ontmoedigen.

    Mvg mevr.blank

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Twitter-afbeelding

Je reageert onder je Twitter account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s