Mama. Ik heb slecht geslapen. En de buurman begon zijn hout te zagen. In de voortuin. Op een zondagochtend. Om 08:24. Dat is toch geen moment om je hout te zagen?
Nee, mama. Ik heb niet teveel gedronken gisteren. Had ik misschien beter wel gedaan, dan had ik waarschijnlijk beter geslapen. Ja, mama. Ik heb de schaapjes geteld. Het werkte niet.
Waar ben je? Niet thuis. Er komt een moment waarop je niet meer thuis hoeft te zijn omdat je dochter slecht geslapen heeft. Dat is oké. Er komt een moment waarop je elkaar moet lossen. Dat is ook oké. Zo hoort het te gaan. Maar mama, wat moet ik zonder jou, daar helemaal alleen aan de andere kant van de wereld. Zonder jou?
Wat moet ik zonder iedereen? Kan ik wel alleen zijn? Ik ben eigenlijk niet zo goed in alleen zijn. Zàl ik alleen zijn? Stress. Spanning. Logisch, ik kan niet slapen. Nog twee weken, en ik ben op wereldreis. Stress. Spanning. Logisch, ik kan niet wachten. Nog twee weken, en ik ben op wereldreis.
Mama, help.
Ik hou van je manier van schrijven, Zoë. Goed bezig!
Dank je, Jana! Ik doe mijn best. 🙂