De ervaringen die ik vorig jaar heb opgedaan, zijn dag en nacht verschil met wat ik nu allemaal ontdek. Nu ik hier werk en woon, zie ik anders, proef ik anders en ruik ik anders. Van een lange-afstandsrelatie de ene dag naar samenwonend de volgende. Van trips plannen naar het buitenland tot SRD’s tellen voor de huur. Het is elke dag een vraagstuk wat we nu weer zullen eten en ik moet mijn eigen was doen. Ik ben de enige blanke in mijn buurt en waan me met voorzichtige stapjes in het leven van de Surinamer.
En dat leven bevalt me wel. De traagheid van de zaken ergeren me minder, omdat ik niet meer in een groep zit van Westerse mentaliteit. Het is op een bepaalde manier gemakkelijker om me aan te passen aan het leven van alledag, omdat ik samenwoon met Quin en niet kan ontsnappen aan de onvermijdelijke frustraties die deze cultuur met zich meebrengt. De impulsieve levensstijl, het ‘we zien wel’, de plannen die je niet moet maken, want ze lopen toch niet zoals verwacht. Om teleurstelling te voorkomen, maak ik niet veel afspraken en probeer ik mijn geest zo open te zetten dat ik niet meer verbaasd ben wanneer mijn vriend zich plots herinnert dat we toch even dit moeten doen, of dat een interview-afspraak wordt uitgesteld met twee uur.
Er wordt altijd gesproken over een clash van culturen, de zogenaamde cultuurshock. Wel, wie zich nog steeds vragen stelt over hoe dat verloopt, zo een cultuurshock, moet maar eens een weekendje bij ons komen logeren. Alles is een uitdaging, want mijn vriend die ziet het werk wel liggen, maar zal pas beginnen met de afwas als hij voelt dat hij er klaar voor is. Als het even kan. Ook al is de was al gedraaid en schijnt de zon buiten, hij stelt zich pas recht als het hem uitkomt. Tot dat moment blijft hij rustig Facebook-scrollend in de zetel hangen. En dat terwijl het bed nog niet opgemaakt is. Dan zit ik in de zetel en hang ik even lekker met hem mee, maar in mijn achterhoofd blijft het werk me uitdagen. Want de zon schijnt, en de afwasberg stoort me, en het bed ziet er niet uit. Dan is het luieren voor hem gedaan, en begint hij actie te ondernemen. Is het plots ik die lig te luieren, en ‘we moeten toch de was ophangen, straks is de zon weg’.
Dat alles leidt tot goede gesprekken, en ik mag van geluk spreken dat hij goed luistert, begrip heeft en wel degelijk iets doet als ik het hem, ook al moet ik het veel vragen, blijf vragen. Ik heb geen omgeving waar ik even kan uitblazen en kan zagen tegen de Westerse mensen over de verschillen tussen onze culturen, die van de Surinaamse cultuur en die van het Westen. Ik heb geen vriendinnen die tegen mij zeggen dat we ‘nu’ weg gaan en dat ik mij maar even moet haasten. Nee, als de motor van de auto al draait en ik laat ben voor mijn afspraak, begint mijn vriend plots te dweilen. Mag ik dan zagen? Want hij dweilt toch maar. En hij kookt, en hij helpt en hij doet het wel allemaal, maar alles op zijn eigen tempo. Zodoende doe ik hier even mijn beklag over de Surinaamse cultuur, want tegen hem zagen geeft niet de voldoening waar ik op hoop.
Maar de Surinaamse cultuur is meer dan traagheid, wat ook wel met de temperatuur te maken heeft, het feit dat de bussen geen tijden hebben en misschien ook wel omdat opjagen gewoon niet goed is voor je hart. Zo leer ik nieuwe smaken, groenten waarvan ik de naam nog nooit van heb gehoord en waarvan de smaak een totale verrassing is voor mijn mond. Oker, klaroen, tajerblad, guave, papaya, manja, kousenband, awara’s, mopé, en ga zo maar even door. Of ik leer nieuwe benamingen voor dezelfde groente, zoals aubergine die hier boulanger heet (op zijn Frans uitgesproken). Zo leer ik ook koken met andere kruiden, zoals dijera en massala, om er zo maar even twee te noemen. En een maaltijd is niet af zonder een pepertje en enkele maggi-blokjes (kippenbouillon). Je mag ook niet ruiken aan de kookpotten, iets wat ik thuis vaak deed. Of kip moet je kluiven, iets wat ik thuis nooit deed. Mijn vriend is gek van kluiven: kraakbeen, pezen, botten, het gaat allemaal naar binnen. En daar zit ik dan, verlangend naar mijn kipfilet. Wat we elke dag zullen eten en hoe het moet klaargemaakt worden is dus een groot vraagstuk voor mij, en één van de grootste uitdagingen tot nog toe.
Nog een uitdaging is het transport. We wonen toch een eindje van de stad en veertig minuten fietsen is geen optie in de blakende zon, of in het pijpenstelen regenen. Auto rijden dan maar, of de bus pakken. Maar de bus pakken is niet zomaar even om de hoek lopen. Het is eerst een dikke twintig minuten wandelen naar de eerste weg waar een bus passeert. Dan is het wachten, en je weet nooit voor hoelang aangezien er geen uurroosters zijn, tot een bus passeert. Moet je geluk hebben dat deze niet vol zit, anders rijdt die gewoon door en moet je weer voor onbepaalde tijd wachten. Eenmaal op de bus kan het lang duren, aangezien passagiers op- en af stappen wanneer het hun uitkomt, en de bus soms wel erg veel kan stoppen op deze manier. Er zijn routes, maar niet om te zeggen zoveel dus eenmaal aangekomen in de stad, is het soms een kwartier wandelen naar de volgende bus, waar je dan gaat opzitten. Maar hij vertrekt alleen als die vol zit, dus is het wachten op genoeg passagiers voor deze vertrekt. ‘Even’ naar de stad is dus niet zomaar ‘even’, maar neemt al snel twee uur in beslag, en dan ben je er nog maar en moet je nog terug. Het is dus nog even zoeken. Ik leer autorijden, maar aangezien er geen wegmarkeringen zijn, is het eerst de taak om de wegen te leren. Dus heb ik een wegenkaart gekocht die ik nu aandachtig aan het bestuderen ben, maar ondertussen zijn er wel interviews die gedaan moeten worden en inkopen die gekocht moeten worden.
Omdat elke dag anders is en het zo een avontuur blijft, vind ik het helemaal fantastisch. Voor de eerste keer woon ik samen en heb ik iets op te bouwen, wat me een enorm gevoel van trots geeft. Alles wat we doen in ons huisje, is voor ons. We delen een verantwoordelijkheid en we werken aan ons zelfstandig bestaan. Doordat we beiden onregelmatige werkuren hebben (ik als journalist en hij als loods op de boot) zien we elkaar niet veel. Maar we maken tijd en gaan dan eens een wijntje drinken aan het water onder de palmbomen in de warme avondlucht. Het is fantastisch om bij hem te zijn, en zelf het feit dat we kunnen discussiëren tegen elkaar vind ik een luxe, want we zijn tenminste bij elkaar. Het is een opeenschakeling van uitdagingen en avontuur, met veel liefde en passie in het spel. Dit is de plek waar ik wil zijn.
Ik kan mijn passie voor het geschreven woord helemaal kwijt in het werken voor de krant, waar ik onderzoekende artikels mag schrijven. Net dat wat ik wou doen, en nu ik deze kans heb gekregen, wil ik het dan ook goed doen. Maar om tot het ‘goed doen’ te komen, moet ik vele omwegen en zoektochten ondernemen. Zelfs mijn vragen leer ik anders opstellen in de interviews, want het is dan wel dezelfde taal, er worden andere woorden gebruikt. Dus ik loop tegen de muur en af en toe worden mijn kaken wel eens rood, of heb ik plots geen idee meer wat ik moet vragen of hoe ik mij een houding moet geven, maar ik leer en ga vooruit en evolueer. En dat is exact wat ik hier kwam doen.
Reizen om te leren, en om opgedane ervaring en kennis te delen.
Goed bezig Zowee!