Mijn take-aways van de Climate Week in New York City

Mijn verwachtingen waren hooggespannen. De Climate Week in New York, een klimaatevenement dat elk jaar wordt georganiseerd door de internationale non-profitorganisatie Climate Group, wordt aangekondigd als ‘het grootste klimaatevenement in zijn soort, na COP’. Het is ‘een tijd en plaats waar de wereld samen komt’ om ‘verbazingwekkende’ klimaatactie te laten zien en bespreken. Het evenement wordt samen georganiseerd met de Verenigde Naties en de stad New York en brengt jaarlijks ‘stemmen van over het hele spectrum samen’.

Aangezien ik toch in New York was voor een fellowship over climate economics, besloot ik te blijven. Ik registreerde me als journalist en kreeg toegang tot de Live Hub, ‘een platform voor doeners’. In een drukke agenda boordevol sessies gaan ‘wereldleiders’ hier twee dagen lang ‘diep in gesprek’ over de actie en innovatie ‘die nodig zijn om klimaatactie te versnellen’. Ik ging er eens goed voor zitten.

‘Wij willen ook’

In Suriname is de ontwikkeling van fossiele brandstoffen, de grootste aanjager van klimaatverandering, immers alles wat de klok slaat. Recentelijk zijn hier voor de kust grote voorraden olie en gas ontdekt. De Surinaamse regering wil die vondsten laten ontwikkelen en is absoluut niet van plan om klimaatverandering daar een stokje voor te laten steken.

‘Wij willen ook een kans om ons land te ontwikkelen, net zoals het Westen voor ons heeft gedaan’, is het officiële argument van president Chandrikapersad Santokhi, die dit al meerdere keren heeft gedeeld op internationale (klimaat)fora. Zijn regering steunt hem daarin, inclusief de minister van milieu, en de meerderheid van de Surinaamse bevolking gelooft oprecht dat de ontwikkeling van de olievoorraden tot nieuwe welvaart zal leiden. Het ontwikkelde Westen is daar het levende voorbeeld van.

In het Westen zelf denken ze daar heel anders over.

‘Dwaas’ en ‘dom’

‘Dwaas’ en ‘dom’. Zo worden bedrijven en landen op de Climate Week omschreven die anno 2024 nog investeren in fossiele brandstoffen zoals kool, olie en gas. ‘Het is een markt van het verleden’, zegt Sadiq Khan, de burgemeester van Londen.

Ook zijn landgenoot Tim Lenton, hoogleraar klimaatverandering, vertelt me in een één-op-één gesprek dat Suriname ‘de plank volledig mis slaat’ door haar nieuw ontdekte olie- en gasvoorraden te gaan ontwikkelen. ‘Voor een land dat anno 2024 olie ontdekt en denkt dat dat een kans is voor de toekomst: dat is het niet’, zegt Lenton. ‘Het is geen goede strategie om er zelfs maar aan te denken.’

Hoogleraar Klimaatverandering Tim Lenton. © Zoë Deceuninck

In de wandelgangen en van achter het spreekgestoelte wordt er cynisch gesproken over het argument waarmee ontwikkelingslanden – zoals Suriname – hun keuze voor de ontwikkeling van fossiele brandstoffen rechtvaardigt. Vooral China krijgt de volle laag. Daar kwamen de sprekers veel te gemakkelijk mee weg. Er was niemand die een tegengeluid kon laten horen, want er stonden geen sprekers uit het Globale Zuiden op de agenda. Wel Japanners, geen Chinezen.

Koude kermis

De meeste spreektijd ging naar Amerikaanse senatoren, hooggeplaatste ambtenaren en deskundige Engelsen die predikten voor het eigen koor. Zij behoren tot de groep mensen die de Climate Group (indirect) financiert, leerde ik van een Amerikaanse collega in de persruimte. ‘In ruil daarvoor krijgen ze spreektijd’, vertelde hij. Tot zover de ‘stemmen van over het hele spectrum’.

In ‘een van de grootste klimaatevenementen’ ter wereld wilde ik proeven van de ‘gap’ tussen de ontwikkelde en ontwikkelingslanden: hoe uit die zich face to face? Welke gespreksonderwerpen gaan we (niet) uit de weg? Wat is de sfeer tijdens de discussies?

Ik kom van een koude kermis thuis: de discussie wordt niet eens aangevangen. Wat een gemiste kans.

Zelfmoord

Zolang ontwikkelingslanden niet serieus worden genomen door ontwikkelde landen, zullen ze nooit geloven dat het zelfmoord is om anno 2024 nog te investeren in nieuwe fossiele brandstofprojecten. De economische vooruitzichten, de wetenschap en cijfers wijzen allemaal op een toekomst die bestaat uit groene energie. Bovendien zijn de ontwikkelde landen de eerste slachtoffers van klimaatverandering. Ze hebben er dus alle belang bij om de olievoorraden in de grond te laten zitten.

Werken met een uitzicht. © Zoë Deceuninck

Ook voor Suriname zouden grootschalige investeringen in groene energie – in plaats van fossiele brandstoffen – de logische beslissing moeten zijn. Het is, samen met veel ontwikkelingslanden in het Globale Zuiden, gezegend met ingrediënten zoals zon, wind en water en de groene sector voorziet bovendien in nieuwe arbeidskansen voor zowel hoog- als laaggeschoolden.

Door daar nu niet voor te kiezen, staat Suriname over vijftig jaar opnieuw aan de verliezende kant van de geschiedenis. Of is dat precies wat de ontwikkelde landen willen? Wordt de groene energietransitie bewust tegengehouden omdat dit het Westen afhankelijk maakt van grondstoffen en economische concurrentie uit het Zuiden (en China!)?

In de wereld van vandaag, zou het me niet verbazen.

China produceert namelijk al drie keer zoveel zonnepanelen dan dat er wereldwijd vraag naar is. In Amerika wordt de vraag kunstmatig laag gehouden door hoge importbelasting te heffen op alle producten uit China – inclusief zonnepanelen. Dit gebeurt om de ‘eigen economie’ te stimuleren. (Maar tegelijk die van China te blokkeren.)

Hypocrisie

Wij in het Westen kunnen er van alles van vinden dat Suriname haar oliebronnen gaat ontwikkelen – van dwaas tot dom. Uiteindelijk breidt ook het Verenigd Koninkrijk anno 2024 nog massaal uit met investeringen in fossiele brandstoffen, ondanks het feit dat haar bestaande bedrijven tientallen jaren over reserves beschikken. De Amerikanen doen op dat vlak niet beter.

Maar daarover geen woord op de Climate Week. Slechts twee protestanten durfden de hypocrise uit te lichten. Ze onderbraken een speech van de directeur van het Amerikaans Agentschap voor Milieubescherming, die geduldig opsomde welke verworvenheden Biden zijn regering heeft gemaakt in het kader van de groene energietransitie. Met grote passen liepen de jonge dames het podium op en trokken in eenzelfde beweging een spandoek open waarop met rode, groene en zwarte blokletters staat geschreven:

‘OFF FOSSIL FUELS’ – ‘FREE PALESTINE’

‘Diezelfde mensen waar je hier voor zit te applaudisseren, investeren nog steeds miljarden in fossiele brandstoffen en financieren vuile oorlogen!’, schreeuwde een van hen. Na een volle minuut spreektijd in een zaal gevuld met ongemakkelijke stilte, werden de protestanten door de security aan hun elleboog naar buiten begeleidt. Volledig op z’n Amerikaans, werd het protest voor de rest van de dag doodgezwegen.

Zo komen we niet vooruit.

3 gedachtes over “Mijn take-aways van de Climate Week in New York City

Plaats een reactie