Ik kan het me nog goed herinneren. Het was de zomer van 2021 en ik was op vakantie in België. Met drie schoolvriendinnen zat ik op een terras te brunchen. Twee van ze hadden al een kind, en bij een van hen was de tweede onderweg. Met haar deelde ik destijds mijn angst om een kind op de wereld te zetten. “Ik hou zoveel van mijn job”, zei ik, “Ik wil niet dat dat verandert.” Ze waarschuwde me dat een kind dat verandert: “Sowieso.” En ze kreeg gelijk – natuurlijk.
Twee weken na mijn bevalling zat ik alweer achter de computer. Parbode Magazine moest naar de drukker. Nog eens vier weken later was ik alweer in full swing op de redactie. Het volgende nummer moest naar de drukker. Ik werkte elk moment dat Baby sliep, inclusief het weekend en de vroege ochtend. Er waren lokale opdrachten, maar er was ook buitenlandse belangstelling.
Tussen alle deadlines en huishouden door verloor ik mijn drive. Ik hield me krampachtig vast aan mijn werk om te voorkomen dat ik er minder van ging houden. Het werd een self fulfilling prophecy. Baby is nog geen vier maanden oud, en ik ben moe van mijn werk. Een soort moeheid die ik niet kan wegwerken met een extra uurtje slaap.
‘Ik ben net weer begonnen met werken na mijn zwangerschapsverlof. In de komende periode wil ik mijn draai weer vinden in de projecten in/over Suriname voordat ik verantwoordelijkheden in buurlanden op me neem.’ Deze passage mailde ik eergisteren naar een nieuwe opdrachtgever. Eerlijk? Ik had niet zoveel zin in in een opdracht die me vorig jaar nog in extase zou hebben gebracht.
Ik denk niet dat ik minder van mijn job ben gaan houden. Ik hou gewoon nog meer van Baby. En die twee – werk en baby – zijn net zo moeilijk te combineren als ik had gevreesd. Omdat er te weinig uren zitten in een dag, maar vooral omdat de prioriteit is geshift. Ik haal nu meer voldoening uit een lach van Baby dan een goed interview. De zin om te werken is weg. Mijn angst is werkelijkheid geworden.
Ik kan er dan ook niet van genieten. Wanneer Baby slaapt en ik niet aan het werk ben – zoals nu – voel ik me schuldig. Er liggen mails, deadlines en nieuwe opdrachten op me te wachten. De volgende Parbode moet naar de drukker. Ik ben verantwoordelijk. Daarnaast moet ik blijven schrijven, en blijven verschijnen. Mensen mogen niet vergeten dat ik er ook nog ben. Ik moet mijn gezicht laten zien, ideeën verspreiden, aanvragen indienen, gesprekken voeren. Alleen zo komt de inspiratie, alleen zo krijg ik nieuwe opdrachten binnen, alleen zo komt er brood op de plank. Ik heb er alleen geen energie meer voor, en ik neem het me kwalijk. Dus blijf ik maar werken.
Een klein stemmetje in mijn hoofd zegt dat ik moet relativeren: Baby is nog geen vier maandjes oud. Ik ben pas dertig. Dat betekent dat ik nog eens dertig jaar moet werken. Er komen nog wel kansen. Ik kan nog zoveel groeien. Niet alles moet nu. Maar bovenal: de tijd met Baby komt niet terug.
Dus, ik moet ademhalen. Loslaten. Grenzen stellen. Opdrachten afslaan. Rustig zijn, vertrouwen. Maar bovenal: lief zijn voor mezelf. Het stond in een berichtje dat ik kreeg van een voormalig collega, kort na mijn bevalling: ‘Wees lief voor jezelf‘. Ik vond het toen een lief bericht, maar de waarde van de woorden zijn me nu pas duidelijk.
Mijn lichaam heeft het zwaar en kan niet mee met de eisen die Baby stelt, ik verwacht en de samenleving aan me opdringt. Ik moet Baby aandacht en borstvoeding geven, zorgen dat ik zelf gezond blijf eten (lees: koken), genoeg blijf slapen, opdrachten binnenhaal en deadlines respecteer. Ondertussen wil ik dat het huis netjes blijft, wil ik een platte buik en een volle ijskast hebben en mijn relatie onderhouden. Ik wil me sexy blijven voelen, wat betekent haren wassen, knippen, ontharen, epileren en buikspieren trainen. Er moeten kleren gewassen, vloeren gedweild en honden verzorgd worden. Het is omdat mijn vriend zoveel helpt, dat ik vandaag nog overeind sta.
Ik zeg tegen mezelf: ik mag eens een boek lezen, een blogpost schrijven, een middagdutje doen, een extra lange douche nemen, gaan shoppen, een app van de opdrachtgever niet meteen beantwoorden, de afwas een nacht laten staan of een dag de computer niet openen zonder me daar schuldig over te voelen – ook als de deadline nadert.
Nu moet ik het alleen nog geloven ook.
Op de foto: mijn oude babysokjes – helaas veel te warm voor Baby om aan te trekken in Suriname