‘Waar gaat je vader?’, vroeg het zoontje van Quincy’s collega, doelende op het feit dat Quincy was weggelopen. Het was zondagavond en Quincy en ik gingen kijken naar een vrouwenvoetbalwedstrijd van mijn toen toekomstige, vandaag huidige, voetbalploeg Oema Soso. Daar aangekomen stuitten we op Quincy’s collega, die samen met zijn vrouw en kinderen ook was komen supporteren. Aangezien ik vier dagen voordien had kennisgemaakt met de kinderen tijdens een potje recreatief voetballen, kwamen ze me vergezellen op de houten tribune.
Ik spoel even vooruit. Quincy moet plassen en verlaat de tribune, waarop de nog driejarige zoon bij mij komt staan en vraagt: ‘Waar gaat je vader?’ Waarna ik hard moest lachen. ‘Zo oud ziet hij er nu toch ook weer niet uit?’ Was mijn eerste gedachte. Omdat kleine nieuwsgierigaard blijft aandringen, wekt dit ook de aandacht van zijn ouders die enkele houten bankjes onder ons zitten. Moeder kijkt om en hoort de vraag van haar zoon, waarop ook zij niet anders kan doen dan lachen. ‘Hij ziet het nog niet’, lacht ze.
En toen kwam het me te binnen schieten. Oh ja, mijn vriend is donker. En ik niet. Terwijl ik voordien dacht dat het het leeftijdsverschil was waarom de kleine Quincy beschouwde als mijn vader. Het feit dat Quincy’s huid donker is, is zo vanzelfsprekend in mijn ogen dat ik er niet bij stilsta. Omdat ik niet de hele dag in de spiegel loop te kijken of op zoek ga naar mijn eigen reflecties in de ruiten, merk ik mijn eigen kleur om den duur ook niet meer op. Ik vergeet maar al te vaak dat ik blank ben, tenzij mijn omgeving me daaraan helpt herinneren, maar dat is een hoofdstuk apart.
‘Liefde maakt blind’ is een veelgebruikt gezegde. Maar maakt het ook kleurenblind? In eerste instantie denk ik van wel. Omdat je iemand graag ziet, zie je bepaalde dingen niet. Zo kan je de flapoor van je geliefde ‘niet’ zien, of zijn/haar scheve tanden, het vele beenhaar of de extra kilootjes. Wat ik bedoel: je aanvaardt je geliefde voor wie die is, ook al is dat anders dan wie je zelf bent.
Maar toen ik onlangs tegen Quincy zei dat de man die de auto tankte (dat wordt hier voor jou gedaan) de bijna 100 SRD aan muntjes in de zak niet nageteld had, moest hij lachen. ‘Natuurlijk, je bent blank.’ Dat deed mijn wenkbrauwen hoog optrekken. Niet omdat hij dat zei, maar omdat het zijn eerste reactie was. ‘Niet alles is mijn kleur, misschien heeft hij niet nageteld omdat ik een vrouw ben, of misschien omdat ik een mooie glimlach heb?’ Waarop ik enkel een flauwe glimlach als antwoord kreeg. Betreurenswaardig, want je geslacht of glimlach, dat staat los van kleur, toch?
Maar misschien komt ‘de kleur’ van de minderheid altijd neer op kleur. Ongeacht welke dat is. Wanneer je niet ‘de norm’ bent wordt ‘het gebrek’ teruggebracht op datgene wat jou ‘anders’ maakt in jouw omgeving. Hoe strijdvaardig me dat ook maakt, het maakt me nog verdrietiger.