Voor degene die het nog niet doorhadden, mijn doel op reis is om me in elk land thuis te gaan voelen. Voor ik vertrok had ik er nog een discussie over…..wat is thuis voelen? Is het een mama hebben, vrienden hebben, de weg kennen, je omgeving begrijpen, verplichtingen hebben, uitgaan tot in de vroege uurtjes of weten wat je wel en niet lekker vindt om te eten? Pia, een vriendin die momenteel in Australië aan het rondtrekken is, liet me weten dat eens je je eerste oprechte gelukkige herinnering hebt gemaakt, je de eerste stap naar het thuiskomen hebt gemaakt. Dat vond ik toch wel het vermelden waard hier, want ze had gelijk.
Geen van bovenstaande is het juiste antwoord, althans, niet voor mij. Wie mijn vorige blogpost heeft gelezen weet dat ik een moeilijke tijd heb gehad bij mijn aankomst in Peru. Ik miste Suriname, het land dat ik naast België ook mijn thuis mag en kan noemen. Ik miste de zweetdruppels die over mijn rug drupten, alleen maar omdat ik op een stoel zat. Ik miste het onophoudelijke getoeter van de auto’s omdat ze wel eens ‘een toertje met me wilden maken’. Ik miste mijn huisgenootjes waarbij ik in slechte en goede tijden terecht kon voor een openlijk gesprek. Ik miste Havana, de uitgaansplek op donderdagavond, waar ik na drie maanden de helft van de aanwezigen kon begroeten. Ik miste de muggen die ervoor zorgen dat je je benen tot bloedens toe openkrapt. Ja, ik miste de rust een eenvoud van de jungle en de chaos en gebrek aan structuur in de stad. Ik miste mijn thuis, met alle goede en slechte dingen die in elk huis aanwezig zijn. Ik kan niet zeggen dat het gemis, een maand later en weer vele ervaringen rijker, over is. Maar Suriname heeft een onwisbare plaats in mijn hart gekregen en het gemis is er nog steeds, maar ik voel het niet meer. De vele facebookfoto’s van mijn nieuwe Surinaamse vrienden geven geen steek in mijn hart, maar een brede glimlach op mijn gezicht. Ik heb het geaccepteerd: een nieuw hoofdstuk is begonnen. Dat gegeven heb ik niet vandaag plots beseft, maar is een ontwikkeling die de laatste weken in mij heeft plaatsgevonden. Of ik het nu wou of niet, en geloof mij, ik wou het niet, ik moest Suriname verlaten. En ben ik blij dat ik er de ballen voor had om niet te blijven hangen bij mijn vrienden, kennissen en lief, maar alles letterlijk (zeker niet figuurlijk!) de rug heb toegekeerd. Want ik kan dit hoofdstuk, genaamd ‘Peru’, in mijn hart sluiten.
Gedaan met vergelijken. In Suriname had ik dit, hier is het zo. In Peru mis ik dit, daar was ik zo. Suriname, ik hou van je, maar neem het me niet kwalijk, ik begin Peru ook heel erg leuk te vinden. Ik heb mijn vrienden, ik heb mijn broer, ik heb mijn kamer, ik ken mijn weg, ik feest (soms te vaak) tot in de vroege uurtjes, ik begrijp de geschiedenis en kan me verplaatsen in de gedachtengang van de locals, mijn geld vliegt de deur uit (haast zonder het te beseffen), ik heb mijn verplichtingen, zoals huiswerk op school, en weet wanneer ik op het werk word verwacht. Ik weet wat ik lekker eten vind en wat ik zeker niet nog eens moet kopen (cavia!). Maar dat allemaal zorgt niet voor dat ultieme thuisgevoel.
Ik heb mijn plek gevonden, omdat ik weet wat er van me verwacht wordt, maar nog belangrijker: omdat ik weet waar ik wat mag en kan verwachten. Ik weet dat ik geen glimlach van iemand moet verwachten zolang ik niet geïnteresseerd naar zijn verkoopswaren kijk, en dit stoort me niet meer. Ik kan voorbij die lelijke dingen kijken. Ik ben niet op vakantie, ik ben op reis. En het verschil hiertussen is niet te onderschatten.
Cusco loopt zwart van de toeristen, en jij bent nummer 12736290653826+16, dus zo word je hier op straat dan ook behandeld. Een toerist die een kleine week in Cusco verblijft heeft de tijd van zijn/haar leven. En terecht. De mensen zijn zo vriendelijk, iedereen lacht, zoveel inheemse mensen op straat die handgemaakte dingetjes verkopen, lekker uitgaan in de nacht, met een katerhoofd de volgende dag wat gaan rondslenteren in de stad, misschien eens een museum bezoeken, lekker lokaal gaan eten (voor de durvers een cavia), een pint gaan drinken in de hoogst gelegen irish pub van de wereld en als ze een beetje uitgerust zijn de trek naar Machu Pichu wagen, een adembenemende blik werpen op een van de zeven wereldwonderen en als ze dan uiteindelijk Cusco verlaten, hebben ze er heel wat originele en fantastische selfies bij om met een leuke filter op Facebook te plaatsen. Kijk, zo fantastisch is Cusco. En ze hebben gelijk, waarom ook niet? Ik benijd ze soms, die toeristen.
Maar ik ben een reiziger, en nadat ik voorbij die eerste verwonderingen ben gekomen, wat bij mij zo een twee, drie weken in beslag heeft genomen, zie ik die andere kant. Enkel de mensen die je iets proberen verkopen, of die iets van je willen hebben, doen vriendelijk. De inheemse mensen op straat worden om de hoek van Plaza de Armas tot orde geroepen door een blanke welgestelde dame. De zelfgemaakte dingetjes blijken in massaproductie gemaakt te zijn, de concurrentie onder de verkopers is niet moordend, maar dodend. Het uitgaan tot in de vroege uurtjes gebeurt op dezelfde muziek als elke club in België [serieus, het heeft me twee minuten gekost voor ik besefte dat ik in een Spaanstalig land stond te dansen op het Nederlandse(!) nummer ‘Ik voel me sexy als ik dans’], en de stad is zo klein dat je het na een kleine week ook wel gehad hebt met het rondslenteren. Wie denkt dat hij lokaal aan het eten is, doet dat in een toeristisch restaurant waarbij je meer dan het dubbele betaald dan nodig. En de irish pub, is een van de zeldzame pubs waar je gewoon iets kan drinken zonder dat je handen worden volgestopt met cocaïne of weed. En machu pichu, ik ben er nog niet geweest dus wil ook geen oordeel vellen, maar het feit dat het een van de zeven wereldwonderen is, zegt genoeg over de drukte rond de eeuwenoude incastad. Ja, het leven van een reiziger ziet er plots helemaal anders uit, niet?
Maar dat is reizen, en het geeft je een voordeel dat geen enkele toerist kan bereiken: een reiziger heeft de tijd om zich aan te passen en is in staat om zich thuis te voelen. Een reiziger kan zich veroorloven om zich ‘beter’ te voelen en ‘anders’ dan elke andere toerist in dezelfde straat. En dat gevoel ontstaat niet omdat je kan rondlopen zonder kaart in je handen, komt niet omdat je je verstaanbaar kan maken in het Spaans, maar omdat je door al die lelijkheid, door al die frustraties heen, de zon kan zien schijnen. Alles is lelijk, en dat maakt dit land zo prachtig en uniek.
Voor wie me even niet kan volgen: ik denk dat je het kan vergelijken met een zwerver die 200 euro van je steelt, en zonder ook maar een seconde boos te worden, ben je instant gelukkig omdat hij dankzij jouw gestolen geld zijn maag kan vullen en als hij slim is, zich kan opfrissen in een hostel. Je bent zo gelukkig dat hij 200 euro van je gestolen heeft. Mijn zwerver heet Cusco. Cusco steelt mijn geld door toeristen er dubbel en dik op te leggen, en ik besef het en ik weet het en ik kan er niets aan veranderen. Dus heb ik het leren omarmen. En dit tegenstrijdig gevoel lieve mensen, maakt dat ik me goed voel in Cusco.
[Ik verontschuldig mij voor het gebrek aan foto’s, maar via mijn smartphone lukt het niet om afbeeldingen in dit bericht te plaatsen, volgende keer schrijft ik vanuit een internetcafé]