“Het leven is een reis, geen bestemming“, is een wereldberoemde quote van Ralph Waldo Emerson, die trouwens veel beter klinkt in het Engels (“Life is a journey, not a destination”) dan in het Nederlands. Daar zit ik dan, alleen in de bus op weg naar de wereldberoemde Nasca Lines. Ik heb ervoor gekozen om geen 100 Amerikaanse Dollars te betalen voor een cool en spannende vlucht in een van die kleine vliegtuigjes, maar zelf mijn weg te vinden naar “de toren”, waar ik voor 2 soles (met 1 sol korting dankzij mijn gratis studentenkaart uit Suriname) drie van de lijnen kon bewonderen. Op de publieke bus wordt ik vergezeld door een oudere Peruaanse dame. Ik wou dat mijn mama mij zag zitten, daar zit Zoe´tje dan, in haar short en topje, geplet tegen de ruit door een echte -wat zwaardere- Peruaanse dame. Je kent ze wel, zwart lang dik prachtig haar in twee vlechten gewoven en op de rug en aan de uiteindes bij elkaar gebonden. Op het gerimpelde, zongebruinde maar altijd vrolijke hoofd van de vrouw stond een witte hoed met zwarte band. Haar ogen stonden donker en warm in haar oudere gezicht. Ze was ouder dan 80, maar had er geen probleem mee om kilo´s aan materiaal met zich mee te sleuren op haar weg van Nasca naar Ica. De lachrimpels rond de ogen en mond maakten haar stukken jonger. Een lichtblauwe t-shirt en een roze blouse bedekte haar schouders. Geen broek, altijd een gekleurde gelijnde rok die tot onder de knieën komt. Het duurde enkele minuten voor ze haar busticketje vond ter controle tussen al haar papiertjes, boodschappenlijstjes, busticketjes, rekeningetjes en allerhande soorten gerief op haar schoot en aan haar voeten. Ik was rustig van het landschap aan het genieten, dat me het gevoel gaf dat ik door Mars aan het rijden was met alle donkerbruine bergen beladen met kleine en grote stenen. Ik moest mijn muziek stopzetten toen er zacht op mijn schouder werd getikt door mijn metgezel.
Voor ik het goed en wel besefte kreeg ik een Spaanstalige bijbel in mijn handen gedrukt en moedigde de vrouw me aan om luidop te gaan lezen. Om haar niet te willen beledigen, deed ik wat de lieve oude vrouw van me vroeg en kreeg er nog plezier in ook. Mijn Spaans is veel beter dan ik ooit had durven denken. Mijn enthousiasme over de taal maakte het stemvolume van de vrouw alleen maar luider. Op een gegeven moment giechelde ze zelf van geluk zoals alleen een klein kind dat kan. Ze klapte nog net niet in haar handen van blijdschap. Al snel raakten we in een gesprek over God en de belangrijkheid van het Spaans. Maar voornamelijk over God die triest is dat het zo slecht met de natuur gesteld is, wat de handen van de mensen toch allemaal van wreedheid veroorzaken op deze wonderlijke aarde. Ik ben het niet eens met 1 God, 1 geloof en wat nog allemaal, maar ik kon het punt van de oude vrouw ook niet ontwijken. We maken de wereld kapot, we weten het, we veranderen het niet en doen er niets aan. Niet veel later was het tijd om de Bijbel terug te geven aan de vrouw en de bus te verlaten. Dat vond ze heel jammer en het streelde mijn ego wel een beetje, maar ik was stiekem ook blij dat ik niet nog 2 verplichte uren naar Ica met de vrouw had om over God en de Bijbel te discussiëren in het Spaans. Zo, ik was op mijn bestemming van de dag: Nasca Lines.
Eerlijk? De ontmoeting met de vrouw, en dus de reis ernaartoe, was indrukwekkender. De lijnen waren een teleurstelling. Ja, er stonden grote figuren in de grond getekend en nee, nog steeds niemand heeft een idee hoe de Inca´s het vroeger hebben klaargespeeld en met welke materialen ze het gemaakt hebben. Net zoals in Ollantaytambo, daar sta je dan, met zijn allen rond een steen gebogen, kijkend naar de zachte vormen en perfecte gebogen hoeken in de gigantische stenen die tot 200 ton wegen. Hoe in hemelsnaam hebben ze dat vroeger ooit kunnen bewerken? Met welk materiaal? Hoe hebben ze geweten dat de ene steen zo gebogen moet zijn om perfect op de volgende steen te passen zodat ook zonder gebruik te maken van een soort cement en na verschillende aardbevingen, de stenen nog exact op dezelfde plaats zitten. En dat terwijl grote gebouwen en kerken van in later gebouwde jaren het wel begeven. Nee, de constructies van de Inca´s bleven bewaard. En dat is ook met die Nasca lijnen, het zijn wat lijnen op de grond. Of in de Ballestas Islands in Paracas, waar een grote kandelaar op de zij van een zandberg is getekend. Het zijn wat lijnen. Maar hoe hadden ze vroeger het inzicht om zo grote tekeningen in de aarde te maken? En de lijnen zijn nog bewaard, waarom is het niet overgoten met zand of aarde door de wind, stormen of aardbevingen die Peru heeft moeten doorstaan? Het is maar een steen, en het zijn maar wat lijnen, maar wat mij diep vanbinnen een groot plezier geeft, is dat we met onze 21ste technologie er nog steeds niet in geslaagd zijn om te achterhalen hoe mensen vroeger met helemaal geen technologie ons slimmer af waren. We denken alles te weten, maar volgens mij weten we nog maar een kleine hoeveelheid van de wonderen die de aarde ons te bieden heeft. Het feit dat ik onderdeel mag zijn en de kans krijg om die wonderen te ontdekken, maakt me warm in mijn hart.
En het doet mijn hart krimpen hoe wij mensen met onze handen erin slagen om alles wat we van wonderen ofwel (1) veel te hard gaan beschermen. Zo was er in Ica een palmboom met acht ‘hoofden’. Een natuurwonder kun je het noemen. De verschillende stammen die aan eenzelfde wortel vast zaten liepen in krullen over elkaar, onder de grond en als een slang weer boven elkaar. Het geheel was zo nog niet zo groot als mijn tuin, maar toch was het afgezet door prikkeldraad en een pad rondgemaakt en mochten we niet in de buurt komen van de boom. Want we zouden het kunnen beschadigen. Dus daar is die palmboom dan, een cadeau van de natuur waar eigenlijk niemand van kan genieten.
Of (2) we gaan de wonderen gaan uitmelken. Zo heb je Huacachina, een oase in de woestijn, paradijs op aarde. Waar alles rond de oase ofwel een hotel is, ofwel een restaurant ofwel een souvenirwinkel. Het water, dat natuurlijk gezien jaren geleden zou moeten zijn weggezakt in de grond, is er nog steeds. Omdat het door de mensen handmatig wordt bijgepompt. Want zonder het water zouden de toeristen ook niet meer komen natuurlijk. Dan ben je in de woestijn en verwacht je natuurlijk alleen te zijn, in the middle of nowhere. Sta je daar met een stuk of tachtig andere toeristen te sandboarden en moet je wachten om naar beneden te gaan zodat je niet op een ander zou botsen. In de woestijn, met meer plaats en zand in de wereld dan een menselijk brein zich kan voorstellen. Zou je verwachten dat je wel op een andere berg zal sandboarden dan alle anderen, niet dus. Machu Picchu is nog zo een voorbeeld. Roddels doen de ronde dat binnen 2 jaar de berg misschien zal moeten sluiten voor het publiek, omdat er elke dag meer dan 1000den mensen de paden bewandelen, en zo een capaciteit kunnen de oude incapaden niet verdragen. Dat is toch jammer.
Maar wie ben ik om te klagen terwijl ik stiekem heel blij ben dat ik het toch nog heb kunnen zien. Dat ik er toch nog heb kunnen lopen. En ik heb ook 100 Amerikaanse Dollar neergelegd voor twee dagen Machu Picchu. En ik stond ook met mijn mond vol tanden en mijn ogen wijd van verwondering. Ik ben er geraakt, ik heb het gezien, ik ben een van die duizenden die de paden kapot maakt, want ook mijn voetstappen laten zijn sporen achter. Naast beschermen en uitmelken, kunnen we onze omgeving ook (3) for granted aannemen, ofwel accepteren. Het ziet er nu zo uit, het is nu eenmaal zo. Accepteren is een moeilijk proces in een menselijk leven. Wie een lichaamsdeel verliest, moet dat accepteren. Als je vriend je niet meer wil zien, moet je dat accepteren. Als je haar grijs wordt omdat je ouder wordt, moet je dat accepteren. Als je wilt uitgaan in de avond, maar je hebt geen geld meer over, moet je dat accepteren. Het ene is al moeilijker dan het andere, maar er zijn duizenden dingen die we moeten accepteren in het leven, en dat gaat niet altijd even gemakkelijk. Maar we accepteren heel gemakkelijk, té gemakkelijk, dat we de wereld om zeep helpen. En we accepteren dat we het accepteren, wat de situatie en deze zin al helemaal ingewikkeld maakt. Ik ga hier niet gaan oproepen om allemaal te gaan recycleren, allemaal geen papiertjes meer op straat te gooien of vanaf nu alleen maar bio-vlees in de winkel te gaan halen, want eerlijk: zo bestaan er genoeg blogs met allemaal hetzelfde resultaat, ze geraken niet ver met hun oproepen. Maar toegegeven: het is een punt om over na te denken, niet? Hoe wij omgaan met de dingen die we hebben gekregen, is op zijn minst ondankbaar te noemen. En we weten het. Ook ik maak mijn schuldig, elke dag opnieuw. Wat doe ik eraan?