Het logo van de slager op de hoek is vernieuwd, mijn buurjongen en -meisje zijn verhuisd, de verpakking van ons wc-papiermerk is veranderd van kleur en aan de overkant is een nieuw koppel ingetrokken – hoewel het me nog niet duidelijk is hoelang zij zullen blijven. Al bij al kan ik zeggen dat ik weinig gemist heb in Suriname, op het eerste zicht dan toch.
Links rijden voelt niet vreemd aan en ik weet nog precies de weg van huis naar Quin’s ouders. Bij de betaling van mijn fitnessabonnement werd me gevraagd waarom ik niet meer kwam trainen en wanneer reclameslogans vanop de grote borden naar me toeschreeuwen, komen de jingles spontaan in me op. Mijn naam staat al meteen onder een artikel in de maandelijkse Parbode, en ik groette Ghandi, de plaatselijke buschauffeur, terwijl ik mijn afwas stond te doen.
Ik herken wegen, hoor mijn bazin op de radio praten, kan de vogelgeluiden linken met een vogelnaam en weet precies welk brood het lekkerste is. Ik ging al langs bij Parbode om mijn loon op te halen en trof het huis in exact dezelfde staat aan als dat ik het had achtergelaten, alleen dan wat rommeliger. Tijdens een grote kuis kwam ik gisteren tot rust met elk ding dat ik een plaats gaf, en daarbij ook een stukje van mezelf. Ik voel me geen toerist, dit is mijn plaats.
In Paramaribo en omstreken zijn er weinig tot geen merkwaardige veranderingen gebeurd in de laatste drie maanden, tot zover mijn driedaagse observatie. De olieprijs van de benzine is weer naar omhoog, maar niets in me verwachtte dat deze dezelfde was gebleven, en er groeit weer gras op het onafhankelijkheidsplein (nadat deze maanden aan een stuk door de regering was afgesloten om verdere stakingen en betogingen te voorkomen).
Anders dan vorig jaar (vergelijken is nu eenmaal één van mijn kwaliteiten) voel ik me geen buitenstaander. De vrouw naast me op het vliegtuig was een Surinaamse, en kwam voor drie weken op vakantie. Ik ben de Belg, die thuiskomt in Suriname. Het kan allemaal.
Wat mijn uitdaging wordt, en dan begint het wel te kriebelen, is een leven voor mezelf opbouwen in dit groene landschap. De plaats dat ik nu inneem, is die van ‘Quincy’s vrouw’. Dat is fijn (en iets om trots op te zijn), maar ik ben meer dan ‘iemand’s vrouw’. Ik ben een vrouw met een pen, een zin voor initiatief en een drang naar onafhankelijkheid (dit begint een beetje op een sollicitatie-interview te lijken). Alleszins: mijn uitdaging in Suriname wordt de onafhankelijkheid. Het maken van eigen vrienden, het uitbreiden van een eigen netwerk, het verdienen van geld met mijn pen, graag naar het werk gaan, het participeren aan evenementen en het organiseren van uitjes. Iedereen die me een beetje kent, weet wel waarover ik het heb.
Hoewel ik me veel minder ‘anders’ voel dan vorig jaar, voel ik me terug ongemakkelijk wanneer ik iets alleen moet doen. Vorig jaar was ik er in den beginne best fier op dat ik alleen inkopen deed. Dat klinkt misschien heel belachelijk, maar het was een ware overwinning. Ik snap dat. Wanneer ik nu alleen maar denk aan het feit dat ik terug naar de winkel moet wandelen om een brood te halen, waar de mannen me allemaal zullen aanstaren en naroepen, zakt de moed me al in de schoenen. Ik eet liever nog een banaan en wacht tot Quincy thuis komt. Dit gaat veranderen.
Ik weet dat dit tijdelijk is, ik heb het namelijk al eerder meegemaakt, maar het is toch een gevoel dat niet te mijden valt, een daarom ook niet verzwegen moet worden.
Ik, onafhankelijk en op mijn gemak in Suriname zodat ik niet alleen goed werk kan leveren maar me ook vrij en onbezonnen kan voelen, daar zet ik op in.