
Over de Surinaamse erkenning
Werken in de tropen, aflevering 9
We schrijven 24 dagen na de vernietigende mail die ik van mijn – inmiddels
ex – Nederlandse werkgever kreeg. Ik kan niet zeggen dat ik er mij beter bij
voel, wel dat ik het heb geaccepteerd. En zoals de vele reacties op mijn
blogpost destijds al voorspelden, gaan er andere deuren open waar de ene sluit.
Zo gefocust op mijn – toekomstig – werk dat ik voor Nederland zou mogen doen
(juij, euro’s!) had ik het komend jaar al ingedeeld op basis van de
verkiezingen die in mei 2020 zullen plaatsvinden. Ik zou niet op vakantie gaan,
ik zou geen verantwoordelijke positie ambiëren in het vrijwilligerswerk en ik
zou me bovenal niet laten afleiden, maar zonder reserves gaan voor dat ene
doel: de verkiezingen verslaan zoals een correspondent dat hoort te doen:
zorgvuldig en in perspectief. Het moest mijn officieel startsein van een
rooskleurige (schrijvende) toekomst worden.
Dat valt nu allemaal in het water. Niet omdat er geen andere media zijn
waarvoor ik de verkiezingen alsnog kan verslaan, maar omdat ik (dankzij?) de
mail van mijn ex-werknemer ben ‘verlost’ van het idee dat er maar één toekomst
voor mij is weggelegd: die van correspondent.
Niet genoeg
Naarmate de uren worden omgezet in dagen en nog later in weken, krijg ik
steeds meer ruimte om mijn eigen ambitie in vraag te stellen. Want ik kan niet
ontkennen dat ik opgelucht ben dat ik de kranten niet meer moet scannen op
nieuws dat de Nederlander mogelijks interessant genoeg zou vinden, om dan in
dagenlange discussies met de eindredacteur te mailen over het belang van het
onderwerp voor ik erop uit mag(!). Voor de Surinamers is gewoon alles interessant.
Onderzoeksmogelijkheden zat, en het zal misschien niet elke Surinamer
interesseren, maar de lezers van Parbode wel. En dat moet genoeg zijn.
Waarom is het dat dan niet?
Het zit namelijk zo: wat Nederlanders denken over Surinamers lijkt in vele
gevallen belangrijker dan wat Surinamers denken over Surinamers. In discussie
valt men steeds terug op de westerse standaard: in Nederland is het toch ook
niet zo, in Nederland zou je daar toch niet mee weg kunnen en in Nederland zou
het toch anders gaan. Ik ben me bewust van het feit dat Surinamers Nederland
meer aanhalen in gesprekken waar ik zelf bij sta, simpelweg om het feit dat ik
wit ben (die kanttekening is bij deze ook gemaakt).
Minderwaardig
Suriname heeft nooit een westerse standaard gehad. Die standaard is hier wel
aanwezig geweest, maar werd slechts beleefd en gedeeld door en onder de
Europese kolonisten, toen Suriname nog geen republiek was. In onderdrukking
hebben Surinamers lijdzaam moeten toezien hoe de Nederlandse standaard
floreerde op hun kosten. Het is diezelfde westerse standaard die de Surinamers
vandaag – nog steeds – als minderwaardig bestempelt. En het is datzelfde land
die nu de ontwikkeling van hun oude kolonie veroordeelt.
Suriname heeft zich – bewust en onbewust – neergelegd bij die rol van ‘minderwaardig’.
Studenten zijn van mening dat hun diploma op de Surinaamse universiteit minder
waard is dan dat van een Nederlandse universiteit. We geloven dat, want op
seminars en lezingen worden nog altijd liever Nederlandse experts uitgenodigd
om te praten over Suriname dan Surinaamse experts. Dat heeft soms ongemakkelijke
gevolgen, omdat ze zich niet eens hebben ingelezen over de Surinaamse situatie,
wat ze in enkele gevallen ook schaamteloos toegeven.
Nood om erkenning
Ik moet bekennen: ik geloof het ook. Mijn ambitie om te corresponderen voor
Nederland heeft – in perspectief – misschien meer te maken met de nood om
erkend te worden door westerse werkgevers dan mijn werkelijke liefde voor het correspondentiewerk. Ook ik betrap mezelf op de
overtuiging(!) dat hun mening (en kwaliteit) meer waard is dan die van Surinamers. Alsof
zij alleen iets kunnen betekenen voor mijn CV. Het feit dat mijn Nederlandse
werkgever de werkrelatie met mij heeft opgezegd, vertaal ik naar een breuk in
mijn waardigheid, naar een bewijs dat ik tekort kom in kwaliteit. Ik voel me
als een docente zich moet verdedigen tegenover de brutale student die het vanop
de achterste bank uitschreeuwt: ‘Those who can’t, teach!’
Ik ben gaan geloven wat de Surinaamse maatschappij – grotendeels – ook zelf
gelooft: dat de Surinaamse erkenning minder waard is dan de buitenlandse.
Over integratie gesproken?