De laatste weken hang ik met enige regelmaat met mijn vingers boven de toetsen. Maar wanneer het er op aan komt, lijkt niets nuttigs op het scherm te verschijnen. Ik schrijf zinnen om ze nadien meteen te verwijderen. Terwijl ik zoveel te vertellen heb.
Gisterenavond stond ik mijn tanden te poetsen, en opeens wist ik dat ik moest schrijven. Maar bovenal wist ik precies wát ik moest schrijven, voor het eerst in wat lijkt op maanden. De woorden vormden zich zo snel in mijn hoofd – vreemd genoeg in het Engels – dat ik niet anders kon dan sneller poetsen, zodat ik achter de computer kon kruipen om te beginnen aan de tekst die ik al lang geleden wilde vormen. Maar nog voor ik mijn mond had gespoeld waren de woorden alweer weg – even snel als ze gekomen waren. En dus kroop ik maar in bed, zonder tekst en met telefoon.
Het kost mij enorme moeite om deze, vrij eenvoudige, tekst te schrijven. Tussen de zinnen in staar ik naar de knipperende cursor op het scherm. Ik lees terug, verwijder woorden en alinea’s, en schrijf ze enkele minuten later opnieuw – en dan die backspace weer. Ik zit vast. En ik geef mezelf de schuld, al weet ik niet waarvoor.
Openhartig
Vroeger werd ik geprezen – en benijd – om mijn openhartigheid. Het was mijn kenmerk, zo’n groot deel van mijn persoonlijkheid dat het een vanzelfsprekendheid werd. In de omgeving waar ik ben opgegroeid, is het een kracht: je gevoelens durven uiten – rauw en onverbloemd. In de omgeving waarin ik verder ben gegroeid, wordt het beschouwd als een zwakte. Het is not done.
Er wordt vaak geschreven dat het niet goed gaat in Suriname. Met de ethiek, de economie, de moraal, de politiek, de toekomst. Maar over Surinamers zelf gaat het weinig. Als je mag afgaan op wat er naar elkaar wordt geroepen in het verkeer, gaat het altijd goed met iedereen. Tot het niet goed gaat, maar dan gaat het weer over Suriname.
Het is één van de grootste, moeilijkste en pijnlijkste dingen om afstand van te nemen. Die drang om me steeds te uiten. Om eens te zeggen: ‘Goh nee, het gaat helemaal niet goed’, wanneer iemand vraagt hoe het gaat. Waarop die persoon dan antwoordt: ‘Oei, vertel!’ En dat we dan ergens rustig gaan zitten en dat ik mag klagen over mijn leven dat fundamenteel niets tekort komt, maar dat desondanks donkere dagen kent. Maar niemand zit hier te wachten op gevoelens, en al zeker niet die van een bakra, een blanke.
Vroeger gebruikte ik mijn blog als uitlaatklep. Om die dingen te zeggen – schrijven – waar ik geen oor voor vond. Tot ik merkte dat ik meer gelezen werd dan ‘geliked’, en ik er achter kwam dat niet iedereen die meeleest, ook mijn vriend is. Tot ik er achter kwam dat om ‘het te maken’ als journalist, je bepaalde dingen moet achterhouden – zoals het delen van je falen, of soms nog erger: het stappenplan van je succes. Ik kwam er achter dat een relatie geheimen heeft, sommige zijn van jou om te delen, anderen niet. En ik kwam er achter hoeveel pijn het doet, als iemand je openhartigheid tegen jou gebruikt, als wapen om zelf een betere indruk te maken. Dus besloot ik dat om te overleven in een maatschappij waar iedereen alles voor zichzelf houdt, ik er goed aan doe mij aan te passen.
Of juist niet?
Op de grens
Ik heb mijn levenskeuzes tot zover altijd kunnen verantwoorden tegenover mijn spiegelbeeld. Maar de blik die ik daar tegenwoordig terug vind, herken ik bijna niet. Achterdochtig en terughoudend, zoals het mij geleerd is. ‘Want,’ wordt mij dan gezegd, ‘Zo is het nu eenmaal in Suriname’. Maar waar ligt de grens tussen aanpassen en jezelf verliezen?
Vroeger had ik 100 procent vertrouwen in de persoon die ik voor het eerst de hand schudde. Elke vreemde begon met 100, het vertrouwen kon alleen maar afnemen bij de dingen die er werden gezegd of gedaan. Nu staat de teller bij een vreemde gedwongen op nul, en inmiddels schudden we ook al geen handen meer. Vertrouwen is in Suriname iets wat je moet verdienen, waar je voor moet werken. Lang, consequent en hard. Op zich niet slecht, maar de balans is zoek.
Want als je geen enkele vreemde ook geen beetje vertrouwt, is samenwerken onmogelijk. Dus kroop ik terug achter de toetsen. Ik sleep me door de letters heen, langs de woorden op weg naar de zin. Omdat ik erachter kwam dat om te overleven in een maatschappij waar iedereen alles voor zichzelf houdt, ik er alleen kan blijven wonen als ik mezelf niet verloochel. Zonder pen, gaat me dat niet lukken.
Dag Zoë, ik herken veel van wat je schrijft, ik lees je graag en zou je vaker een hart onder de riem willen steken.
Kop op, je doet het goed. Je zicht op Su is kraakhelder.
Groeten André
Kraakhelder en perfect getroffen: vertrouwen eerst verdienen, hou eerst alles voor jezelf, dat is Suri ook naar mijn ervaring. Emotionerend maar ook knap om dat te beschrijven aan de hand van persoonlijke gevoelens.
Herman Vuijsje
Dag André, bedankt voor dit hart onder de riem!
Dag Zoë,
Wat je schrijft vind ik loepzuiver en pijnlijk herkenbaar, bovenal vind ik het moedig dat je hierover schrijft.
Blijf alsjeblieft schrijven, dat doe je goed.
Filia
Dankuwel Filia!
Zo goed beschreven! Zo treffend! “Dus besloot ik dat om te overleven in een maatschappij waar iedereen alles voor zichzelf houdt, ik er goed aan doe mij aan te passen.” Misschien zit daar een advies aan jezelf in: wil je OVERLEVEN dan pas je je aan, wil je LEVEN dan blijf je de grenzen opzoeken, dan blijf je je pen hanteren, dan sleep je je door de woorden heen totdat ze weer gaan dansen en je jezelf in de spiegel herkent als die leuke en zeer getalenteerde (en inspirerende) Zoë die je bent!