Eindelijk weet ik waar mijn journalistieke carrière moet leiden. Met vallen en opstaan wordt me steeds duidelijker wat ik niet wil, en dus ook wat ik wel wil.
Zo weet ik inmiddels dat ik geen harde journalist ben. Het gaat me niet af. Ik zie de noodzaak er niet van in om mensen dingen te laten zeggen die ze eigenlijk niet willen zeggen, of om elke uitspraak te fileren in de hoop over een tegenstrijdigheid te berichten. Dat resulteert in een sensatieartikel dat na 3 weken zijn nut voorbijstreeft.
De journalist als merk
In de aula van de hogeschool leerde ik dat we van onszelf een merk moeten maken. Dat was de journalistieke toekomst in 2015. Rudi Vranckx kwam het ons persoonlijk vertellen.
Inmiddels zijn we zes jaar later en al wat die redenering ons bracht is een overaanbod aan columnisten, waaronder honderden – jonge – journalisten die timmeren aan hun naam. Het zorgt voor een overaanbod aan narcisme, en daar hebben we Facebook voor. De enige columns die ik de moeite waard vind om te lezen, zijn van mensen die een naam droegen voor ze gingen schrijven. Van journalisten die schrijven omdat het onderwerp centraal staat, niet hun mening erover.
Ik heb me, in een poging het Nederlandstalig lezersvolk te informeren over het leven in Suriname, altijd verzet tegen dat ‘journalistenmerk’. Ondertussen was ik er wel stikjaloers op: ik zag al die zelfgeproclameerde merken steeds maar opdrachten binnenhalen. Had Vranckx dan toch gelijk?
Ik twijfelde aan mijn eigen capaciteiten. Ik wil niet alleen vertellen wat, maar begrijpen waarom de dingen rond me gebeuren. Maar door alleen maar te willen begrijpen staat er nog niets op papier. Daarbij: ik begrijp steeds minder naarmate ik meer leer en lees, hoe verantwoord ik dat tegenover lezers? En hoe haal ik, met zo’n instelling, de opdrachten binnen, allemaal zonder merknaam?
In dienst van het verhaal
Ik speelde met het idee correspondent te worden, maar die droom vloog al snel de prullenbak in. Eerst omdat de Nederlandse opdrachtgever niet tevreden was over mij, later wisselden die rollen zich om. Suriname heeft genoeg correspondenten om alle geïnteresseerde Nederlanders te informeren over wat de Surinaamse president zegt, of waarom een gebrek aan zuurstof dreigt in ziekenhuizen. Correspondenten leveren feiten, en schrijven bij definitie allemaal over hetzelfde. De helft ervan leeft niet eens in Suriname. Zo gemakkelijk gaat dat tegenwoordig.
Maar ik wil erbij horen. Althans, dat dacht ik. Bij elke persconferentie die ik miste, voelde ik me een slechte journalist. Wanneer ik er wel bij was, vond ik het tijdverspilling. Suriname heeft enkele (zeer) goede – vooral (jonge) lokale – reporters rondlopen. Zij stellen de harde vragen, hebben de connecties, vertellen de feiten en melden de gebeurtenissen. Wie wat wanneer waar zegt, lees ik in de dagbladen en hoor ik op de radio. Daar hoef ik zelf niet altijd bij te zijn. Dat moet ik durven accepteren, want de druk om mijn gezicht te laten zien is groot. Ik wil erbij horen.
Vissen in de zee
Het afgelopen jaar liep ik dan ook door de straten van Paramaribo als een losgeslagen projectiel: steevast met het onverzadigde gevoel dat ik niet genoeg aan het werk was. Want al dat lezen en dat denken, wat zoveel tijd inneemt, daar verdien ik toch niets aan? Ondertussen zag ik collega’s steeds opnieuw publiceren. Allemaal over hetzelfde, ja, maar toch: het is mijn bankrekening die leeg blijft.
Op een bepaald moment ging ik zelfs mijn actieve werkuren neurotisch bijhouden: als ik er geen volle 30-urenweek op had zitten, was het alsof ik tekortschoot. Wie of wat ik daarmee tekort deed, daar kwam ik maar niet uit. Ik werd zo onrustig dat ik alle inspiratie verloor. Ik boekte een retourticket naar België.
Mijn werk-vakantie heeft me goed gedaan. Niet alleen heb ik er met talloze (oud-)collega’s gesproken over het veranderde journalistieke werkveld, ik heb er ook heel wat perspectief vergaard. Wat ik altijd heb geloofd, is nog steeds waar: mijn doel is verhalen maken, niet optekenen. Het onderwerp van de zin is niet ‘ik’, maar ‘het verhaal’. Ik was dat geloof alleen een beetje kwijt, onder invloed van alle ‘haaien’. Ik ben liever een grote vis in een kleine zee, dan een kleine vis in een grote zee.
Dus ga ik vissen in een andere zee. Wordt vervolgd…
Weer een prachtige blog. Ik volg je naar de zee…
Zoë wat een mooi verhaal ik zou zeggen volg je hart . Je zal er ook komen en ik waardeer je oprechtheid .
Dankuwel voor dit mooie compliment. Ik neem uw advies ter harte!
[…] Werken in de tropen: Over de journalist als merk […]