De wereld op mijn schouders

Gisterenavond lag ik in bed, op mijn zij, starend in het donker. Klaarwakker. Door mijn hoofd spookten de beelden van de dag. Ik dacht aan de tien kuikens die we sinds kort onder onze hoede hebben. Aan het feit dat ze steeds meer kip, en daardoor minder schattig worden. Maar het waren niet de kuikens die me wakker hielden. Het was een foto die ik had gezien op de nieuwssite Al Jazeera. Een man, gekleed in het wit, lag overgoten in zijn eigen bloed kermend op de grond. Boven hem stond een man, met een doek voor zijn mond, met een stok op hem in te slaan. Als ik de berichten mag geloven, zijn er in India meer dan 25 mensen doodgeslagen in de afgelopen vijf dagen. De regering heeft recentelijk een wet goedgekeurd die het makkelijker maakt voor niet-moslims uit naburige moslimlanden om het Indiase staatsburgerschap te verkrijgen. Voor- en tegenstanders van de wet gaan elkaar nu te lijf, met de dood als gevolg. Honderden anderen raakten gewond, maar het was dat beeld van die ene man die me wakker hield. Niet de man op de grond, maar de man die boven op hem stond in te kloppen – en de groep mannen die er op stonden toe te kijken – maakten me bang en moedeloos tegelijk. Mijn vriend, die naast me in bed lag, moet gevoeld hebben dat ik met mijn hoofd niet in Paramaribo was. Ik vertelde hem waaraan ik dacht, en ik zei: ‘De wereld is gek geworden. De mens loopt zichzelf voorbij’. En met die woorden viel ik in slaap. Gelukkig droomde ik niet over de man met het bloed. Bang, alleen, gemarteld en getraumatiseerd voor het leven – als hij het heeft overleefd.

Terwijl Donald Trump op bezoek was in India, waren ze achter het oog van de camera elkaar aan het moorden, niet met luchtraketten en met geweren, maar met stokken en met vuisten. Pure haat omdat de ander anders denkt dan jou. En pas vier dagen later bereikt het de headlines. Het is een deel van het vele verdriet dat ik ben gaan ondervinden sinds ik in de media werk. Steeds meer stel ik in vraag of wij – journalisten – ons werk wel goed kúnnen doen. Tenslotte beslist de lezer – of het stereotype over wat de lezer dan moet voorstellen – wat de headline wordt. En waar Trump loopt, loopt een headline. Dat hoeft hij niet meer te bewijzen. De media heeft zich (noodgedwongen?) afhankelijk gemaakt van ‘likes’ en ‘kliks’. Wat we weten over wat er gebeurt in de wereld wordt beslist door de ‘liker’ en de ‘klikker’. De eind- of de hoofdredacteur is allang niet meer degene die beslist wat wordt gelezen, met als gevolg dat de media niet meer bericht over wat er gebeurt in de wereld, maar over wat de lezer wil dat er gebeurt in de wereld.

Natuurlijk heb je daarop veel verschillende soorten uitzonderingen. Ikzelf reken me daar ook bij. Ik lees veel meer over dingen die ik niet dan wel wil weten. Omdat ik in de overtuiging leef dat ik ze als journalist moet weten. Anders kan ik niet relativeren, niet kaderen, niet uitleggen. Maar hoe meer ik weet, hoe gekker ik ervan word. Geen nieuws is goed nieuws, dus goed nieuws is geen nieuws, luidt de psychologie van de media. Je zou voor minder depressief worden. De media staan vol met rampscenario’s, maar als de NOS aan haar lezers vraagt wat ze wil weten over het Covid19 coronavirus, lijken de Nederlanders vooral bezorgd om de vraag of ze nog op vakantie kunnen. Dus gaat het nieuws over het feit of de welgestelde Nederlander de jaarlijkse gezinsvakantie al dan niet moet afblazen. Terwijl er dagelijks mensen doodgaan aan datzelfde virus. Waarom vragen we ons niet af wat wij kunnen doen voor de (familie van de) slachtoffers? Dat zou de meest gestelde vraag moeten zijn. Maar dat is het al lang niet meer.

We staren ons blind op de verschillen tussen ons, mensen. Wit, Chinees, blauwe ogen, manke poot, veel geld, tienermoeder, crimineel, moslim, blind. We zijn vergeten dat het ook anders kan. We vergeten dat er dagelijks mensen doodgaan, aan bommen, aan haat en jaloezie, aan overmacht en onmacht. Dat moeten we wel vergeten, want we kunnen het niet dragen. Een mens is psychologisch niet in staat om de wereld op haar schouders te dragen, elk moment van de dag. Dus moeten we vergeten om te overleven. Dankzij de media worden we er elke dag aan herinnerd. En dat is ook goed, want we mogen niet vergeten dat er elke dag mensen doodgaan. Aan bommen, aan haat en jaloezie, aan overmacht en onmacht. De dag dat daar niet meer over bericht wordt, is de dag dat moorden normaal is geworden. Ik vind het nu al verontrustend hoe zeldzaam de oorlog in Syrië de krantenkoppen in Europa haalt, eigenlijk zou zoiets elke dag voorpaginanieuws moeten zijn. Maar dat kan ook niet, want iets dat elke dag op de voorpagina staat, daar kijk je na een jaar ook niet meer van op. Waar ligt de balans?

Moedeloos en hopeloos maken de krantenkoppen mij. Want dan heb ik het nog niet eens gehad over wat er zich hier, in mijn directe omgeving afspeelt. De angst voor een brandstofschaarste, de angst voor verkiezingsfraude, de angst voor armoede en de angst voor geweld zijn reëel in het Suriname van vandaag. De angst mag me niet verlammen, ze mag me niet monddood maken of uitzichtloos, maar ze is er wel. Zo ben ik voor het eerst in mijn leven aan het hamsteren geslagen. Omdat de winkelprijzen elke dag veranderen en je elke dag een beetje meer betaalt voor diezelfde tandpasta, datzelfde waspoeder, diezelfde doos cornflakes.

Ondertussen gaat het leven gewoon door, en dat stemt ons bovenal gerustgesteld. Dat is nog het gekste van allemaal.

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Twitter-afbeelding

Je reageert onder je Twitter account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s