‘Tussen werk en zerk’, dat was de titel van de column van Ewald Pironet, senior writer van Knack, in februari 2020. Zijn tweede alinea begon met de zin: ‘De fase tussen werk en zerk beroert ons allen: zullen we kunnen genieten van een welverdiend pensioen?’
Omdat mijn moeder zo lief is mij af en toe een doos Belgische journalistiek op te sturen, en omdat diezelfde journalistiek al eens een half jaar onaangeroerd op mijn – nieuwe! – boekenkast blijft liggen, was het niet tot nu, september 2020, dat ik die column van Pironet las. Gelukkig – schrijnend? – genoeg blijkt veel journalistiek tijdloos te zijn.
Maar daarover wil ik het vandaag niet hebben. Nee, wat me zo versteld deed staan van Pironet zijn zin was niet de inhoud ervan, maar mijn reactie erop. De fase tussen werk en zerk, het pensioen, beroert me namelijk allerminst. Ik ben daar – en ik was me daar niet van bewust – totaal niet mee bezig. Ik weet dat dit voor veel leeftijdsgenoten in België wel even anders is.
Een oudere vriend vertelde me een aantal jaren geleden een anekdote over zijn nieuwe job. De dag nadat hij zijn vast contract had getekend, kreeg hij een brief in zijn bus. ‘TIJD VOOR PENSIOENSPAREN!’, stond er met koeienletters op geschreven. “Echt zot, plots ben je volwassen en moet je daarmee bezig zijn. Ik wil daar nog helemaal niet aan denken. Maar ja, het moet wel”, zei hij. Hij was toen even oud als ik nu ben. Hij kon ermee lachen, maar eigenlijk is de situatie zorgwekkend.
De Belgische sociale zorg is een mooi systeem, op papier. De jongeren betalen voor de oude dag van de senioren. Maar in de praktijk werk het niet, want ouderen leven langer en langer terwijl jongeren meer en meer studeren, en dus minder snel gaan werken. Dan kunnen politici wel roepen dat elke gepensioneerde minstens 1500 euro moet krijgen, met een begrotingstekort van 12 miljard euro (of is het inmiddels al wat meer geworden?), blijft het bij mooie praatjes.
Het gaat niet goed met Suriname, maar na een blik op de berichten uit België voel ik me vaak stukken beter. Dat noemen ze dan wel een ontwikkeld land, vergeleken daarmee gaat het in Suriname nog zo slecht niet – als ik Knack mag geloven tenminste.
In Suriname zijn we niet bezig met pensioensparen, om de simpele reden dat we niet kunnen sparen (daarvoor zijn de winkelprijzen te hoog en het gemiddelde loon te laag). We kunnen niet dromen over onze oude dag, dus genieten we vandaag. Dat is in veel gevallen al moeilijk genoeg, gezien een economische crisis ook dit land teistert. Suriname haar begrotingstekort is vele malen kleiner dan dat van België, en de nieuwe regering was drie dagen na de verkiezingen al gevormd (in België na anderhalf jaar nog niet), maar op de een of andere manier is het toch Suriname dat nog steeds als ‘bananenrepubliek’ wordt omschreven. Vreemd, toch?
Toegeven, Belgen kunnen zich beroepen op werkgelegenheid, veel meer dan dat Surinamers dat kunnen. De weinige productie die Suriname heeft is grotendeels in handen van China (houtsector) en Amerika en Canada (goudsector). Daarom kunnen Belgen wel dromen van hun rustige oude dag, terwijl we in Suriname gedwongen worden om niet verder te kijken dan morgen.
Surinamers kunnen niet als vanzelf rekenen op hun ‘rustige oude dag’. Suriname kent geen sociaal vangnet, en al zeker geen pensioenuitkering waar je rond mee komt. Gewoon keihard werken tot je lichaam het begeeft, dat is Suriname. En dat is natuurlijk niet altijd zo mooi als dat ik het nu misschien doe overkomen. Het is ook hard en lelijk en vermoeiend en in veel gevallen gewoonweg schrijnend. Want als je lichaam het wel (vroegtijdig) begeeft, als je een auto-ongeluk krijgt of met een aandoening geboren wordt, tjah, dan kijkt de staat niet naar je om.
Maar dat betekent niet dat België niets van Suriname kan leren. Nooit eerder namen Belgische jongeren zoveel anti-depressiva, de mentale gezondheid van de samenleving gaat jaar op jaar achteruit. De sociale en maatschappelijke druk om wat te maken van je leven wordt alleen maar groter, de toekomst steeds grijzer en vermoeiender. Onder al die druk moet je vooral blijven presteren, belastingen betalen en je hoofd hoog houden. Want opgeven is voor losers, toch?
In Suriname heb ik geleerd om niet te werken voor mijn oude dag, maar om te werken voor vandaag. Ik weet niet of er een betere tijd op mij ligt te wachten. Ik kijk daarom ook niet uit naar mijn pensioen. Dit is het, en hiermee moet ik het doen. Wie wilt genieten, moet dat nu doen. Daar kunnen de Belgen nog wat van leren, als je het mij vraagt. Mijn rustige oude dag is in Suriname dan wel niet gegarandeerd, maar laten we eerlijk zijn: dat is het in België ook al lang niet meer.