In 2020 leerde ik zwijgen

Ik zou liegen als ik zeg dat 2020 geen mooi jaar voor mij is geweest. Het was een prachtig jaar. Mijn moeder, tot voor 2020 nog nooit gevlogen en eigenlijk nooit van plan daar verandering in te brengen, vloog over de Atlantische Oceaan in het jaar dat niemand mocht vliegen. Ze zat tegenover mij aan de keukentafel in Suriname, enkele weken voordat de wereld massaal ‘in hun kot’ werd gedwongen.

Door het instellen van de avondklok zit ik inmiddels al negen maanden elke avond thuis – en dat nog steeds zonder televisie. (Iets waar ik in 2021 toch graag verandering in breng.) Ik heb mijn leven lang nog nooit zoveel gelezen. Ondertussen breidden Quincy en ik onze wereld uit. Met kippen, een papegaai, dromen, planten, boeken, ruzies, herinneringen, een nieuwe taal en nu ook opnieuw een hond. Ik zegde mijn vaste baan bij Parbode op en ging fulltime freelancen – een beslissing die ik tot op vandaag niet berouw.

Mislukte samenwerking
Met de nodige ruzies, onzekerheden, teleurstellingen, angsten, zorgen, nachtmerries en vuurwerk ben ik opnieuw een jaar verder, en terug heel wat wijzer. Maar ook nog lang niet waar ik wezen moet.

Een mislukte samenwerking met The New York Times heeft geleerd dat niets voor zijn tijd komt, maar dat het soms ook tijd is om niets te doen, niets te zeggen – ofwel te zwijgen. Ondertussen ga ik vooral veel op mijn bek. Opnieuw en opnieuw en opnieuw, tot het pijn doet – en dan nog eens. En soms ga ik niet op mijn bek, maar verlies ik toch. Dat maakt van mij de uiteindelijke winnaar.

Het leven dat ik leid, als (verliefde) journalist in een vreemd land, is veel minder romantisch dan het in films wordt voorgesteld. Wanneer de protagonist van een film de zonsondergang tegemoet stapt en de camera langzaam afstand doet van het verhaal, wanneer je als kijker je omgeving naast het scherm gewaar wordt en op de achtergrond de aftiteling bijna op zijn einde loopt, dan pas begint het échte werk voor de protagonist (net op tijd herenigd met haar ware liefde).

De huiselijke ruzies die daarop volgen, de dagelijkse sleur, de verveeldheid en frustraties waarmee samenwonen gepaard gaat, die worden niet gefilmd. We kijken ook niet naar films omdat we willen weten hoe het écht zit, maar omdat we willen dromen over hoe het kan zijn. De media doet het omgekeerde – of dat zou het toch moeten doen.

‘Niet van hier’
De realiteit om met een man van een andere cultuur samen te wonen is ronduit moeilijk, het is absoluut geen ‘blockbuster’. Het is even intrigerend als frustrerend, net zoals mijn huidskleur in Suriname even exotisch als vervloekt is, en mijn accent even lachwekkend als vervreemd.

En mijn teksten, hoe waar ze ook mogen zijn, blijven altijd van de hand van een buitenlander, een buitenstaander, iemand ‘niet van hier’. Ik ben een vreemde die schrijft over hetgeen haar vreemd is, maar daarmee wel de wereld informeert.

Die contradictie fascineert en frustreert mij. Maar ik ben er ook eerlijk over. Er lopen journalisten in dit land rond die veel succesvoller en lang niet zo bescheiden zijn, maar wie het vaak ook de nuance en de realiteit ontgaat – al dan niet met opzet. Ik ben niet in Suriname om te schrijven wat al honderd keer is geschreven. Ik ben hier ook niet om mij te onderscheiden, maar om mijn woorden het onderscheid te laten maken.

Maar voor het zover komt, voor ik in de bevoorrechte positie beland waarbij ik mijn woorden kan publiceren in media die breed gelezen (en betaald) wordt, lijk ik wel te moeten beginnen op diezelfde boot: de boot die de hits en de likes voor is. Die boot wordt omringd door haaien die elk hun territorium afbakenen: door collega’s die hun titels beschermen. Ook als dat betekent dat ze vanuit een ander land over dit land – en haar mensen – moeten schrijven.

Haaien
Ze komen daarmee – glansrijk – weg, omdat het bij de meeste(!) media al lang niet meer om nuance en het hele verhaal gaat. Het gaat om de geforceerde invalshoek, de gemakkelijke aannemelijkheid, de gemaakte werkelijkheid. In hun gretigheid pitchen (freelance) journalisten alleen nog maar verhalen die lezers willen delen – en de onwetende eindredacteur dus goedkeurt.

Ik voel zelf hoe ik daarin wordt meegesleurd, en hoe moeilijk (lees: eenzaam) het is om tegen de stroom in te zwemmen. Gemotiveerd door mijn eigen honger naar publicaties, word ik indirect aangestuurd door ‘klikgrage lezers’ die vooral geamuseerd en geanimeerd willen worden. Surinamers zijn daarvan de dupe – opnieuw en opnieuw en opnieuw.

Samengevat was 2020 voor mij een zeer leervol jaar, met even pijnlijke als waardevolle lessen. Ik heb voornamelijk geleerd om te zwijgen, zowel over kleine frustraties die het liefdesleven beïnvloeden als over wereldwijde debatten waarover ik (nog?) geen duidelijke mening heb, maar ook – en vooral – over mijn persoonlijke ontwikkeling.

Ik ben bewust geworden van de haaien rond mij, en hoewel ik ze nog niet weet te imponeren – laat staan ermee te zwemmen – weet ik nu wel dat ze bestaan. Die kennis zal me verder door 2021 leiden. Want ik heb misschien wel leren zwijgen, maar schrijven zal ik blijven.

Plaats een reactie