Parbode © Zoë Deceuninck

Wat het betekent om in een ontwikkelingsland te leven

Ik ben een journalist, geen manager. Met die overtuiging heb ik de vacature voor een nieuwe hoofdredacteur van Parbode Magazine maandenlang (inmiddels jaren) aan me voorbij laten gaan. Andere redenen waren: ‘niet nog een blanke aan het hoofd’, ‘ik wil mijn vrijheid behouden’ en ‘met SRD’s alleen kan ik niet rondkomen’. Het leek me ook erg veel (computer)werk, en hoewel ik hard werken niet schuw, ben ik niet naar Suriname verhuisd om achter het scherm weg te kwijnen.

Ik heb eigenlijk maar twee dromen in Suriname: leven en schrijven. En schrijven voor Parbode Magazine doe ik het liefst. Parbode is het enige magazine in Suriname. Het is een opinieblad dat focust op onderzoek, reportages en achtergrondverhalen. Bij Parbode krijg ik details en nuance verkocht die buitenlandse media niet interesseren. Voor de lezers mag ik diep gaan, kritisch zijn en de macht controleren in plaats van alleen maar rapporteren.

Dankzij mijn werk voor Parbode leerde ik dit land kennen, zonder vooroordelen, en onderweg nam ik de lezer mee zoals alleen een journalist dat kan: van een begraafplaats naar een Inheems dorp, van een goudmijn naar het huis van de president, van het parlement naar de vuilstortplaats, van een instituut naar de haven. Ik stelde grote en kleine vragen, over misbruik, criminaliteit en corruptie, maar ook over de werking van een wet of het onderwijssysteem. Onderweg verzamelde ik honderden indrukken en meningen over het leven en de ontwikkelingen in Suriname. Mijn pen bracht plaatsen tot leven, gaf mensen waardigheid en deed de tijd stilstaan. Met elk verhaal dat ik schreef, kreeg ik drie ideeën voor een volgend.

Maar steeds minder mensen zijn geïnteresseerd in stilstaan. Het moet vooruitgaan. Artikelen waar wekenlang aan wordt gewerkt, daar wordt zonder nadenken aan voorbij gescrold. Er is een informatie overvloed, dus gaat de voorkeur van de lezer naar snelle, hapklare artikelen die de emoties aanwakkeren. Die vind je online. I get it.

Media zijn bang om haar lezers te verliezen, dus buigen ze zich naar de massa. Ze gaan ook produceren; snelle, leuke, hippe titels die de waarheid verkrachten, maar wel aanzetten tot klikken. Podcasts met abonnees, talkshows met memberships, een kanaal met een merk, een show met een gast: de inhoud is niet meer van belang, het verkopen wel.

Uren kan ik praten, denken en brainstormen over de journalistiek. Hoe het eruit moet zien. Wat er allemaal mis gaat. Hoe het niet moet, hoe het anders kan. En toen kreeg ik de kans om het zelf te doen.

Eind vorig jaar raakte ik in gesprek met de nieuwe uitgever van Parbode. 2025 is erop of eronder voor dit magazine. We verkopen niet. We zijn niet spannend genoeg. Stoffig. Niet spraakmakend. Te elitair. Te duur. Wie kent ons nog? Adverteerders haken af, drukkosten stijgen en journalisten gaan op zoek naar ander, beter betaald werk. Wie kan het ze kwalijk nemen?

We kunnen ons verstoppen achter de slachtofferrol. Het is de schuld van de digitale evolutie, de economische crisis, het slechte onderwijs, de kleine markt, de sensatielust, gebrek aan journalisten, integriteit, motivatie, geld en wat nog meer. Maar de uitdagingen van Parbode zijn niet anders dan die van magazines in de rest van de wereld. Het ligt niet aan Suriname. Parbode heeft gewoon nog geen antwoord op de ontwikkeling. Ik krijg de kans om er eentje te formuleren. (Hoe cool is dat?!)

Aan het hoofd van de tafel wordt me heel wat duidelijk. Ik ben meer tijd kwijt aan doceren dan managen. Ben afhankelijk van freelancers die hun deadlines niet respecteren. Heb nauwelijks tijd om eigen onderzoek te doen. Heb nog nooit zoveel achter de computer gezeten. Doe honderd-en-een-dingen waar ik niet voor ben aangenomen.

Meer dan ooit begrijp ik wat het is om in een ontwikkelingsland te leven. De beste mensen zijn niet beschikbaar. Ze wonen of niet meer in Suriname, of hebben het druk met (buitenlandse) opdrachten. Wat overblijft, daar wil je niet mee werken. Wat er uiteindelijk op neerkomt dat je heel veel zelf moet doen. Veel meer dan waar je voor betaalt krijgt.

En toch. Hier en daar, op een ministerie, in het ziekenhuis, een goudbedrijf, bij een ander medium en op de schoolbanken, zitten de diamonds in the rough. Mensen die kunnen schrijven, verhalen willen delen, iets te vertellen hebben. Mensen die beter willen worden, zich laten begeleiden en commentaar verdragen. De journalistieke principes zijn ze vreemd, maar die kunnen altijd aangeleerd worden. (Hence: het doceren.)

Het is niet mijn passie, doceren. Het is niet wat ik wil doen. Maar het is nodig. En ik ga niet jokken: het is spannend om al mijn ideeën over de journalistiek tot leven te zien komen met (de weinige) mensen die dezelfde energie delen. Aan de buitenkant is het nog niet te zien, maar Parbode heeft nu een plan, een doelstelling, targets en een visie. We missen nog heel wat puzzelstukjes, niet in de minste plaats in de marketing, maar we werken met de middelen die we hebben.

Mijn bezwaren heb ik overboord gegooid. Het is waar: bij Parbode staat er (opnieuw) een blanke aan het hoofd, mijn vrijheid ben ik kwijt en om rond te komen moet ik freelancen. Maar de timing is perfect. Ik kan (bijna) alles doen van achter de computer thuis. Lekker dicht bij Baby.

Babysokjes © Zoë Deceuninck

Wees lief voor jezelf

Ik kan het me nog goed herinneren. Het was de zomer van 2021 en ik was op vakantie in België. Met drie schoolvriendinnen zat ik op een terras te brunchen. Twee van ze hadden al een kind, en bij een van hen was de tweede onderweg. Met haar deelde ik destijds mijn angst om een kind op de wereld te zetten. “Ik hou zoveel van mijn job”, zei ik, “Ik wil niet dat dat verandert.” Ze waarschuwde me dat een kind dat verandert: “Sowieso.” En ze kreeg gelijk – natuurlijk.

Twee weken na mijn bevalling zat ik alweer achter de computer. Parbode Magazine moest naar de drukker. Nog eens vier weken later was ik alweer in full swing op de redactie. Het volgende nummer moest naar de drukker. Ik werkte elk moment dat Baby sliep, inclusief het weekend en de vroege ochtend. Er waren lokale opdrachten, maar er was ook buitenlandse belangstelling.

Tussen alle deadlines en huishouden door verloor ik mijn drive. Ik hield me krampachtig vast aan mijn werk om te voorkomen dat ik er minder van ging houden. Het werd een self fulfilling prophecy. Baby is nog geen vier maanden oud, en ik ben moe van mijn werk. Een soort moeheid die ik niet kan wegwerken met een extra uurtje slaap.

Ik ben net weer begonnen met werken na mijn zwangerschapsverlof. In de komende periode wil ik mijn draai weer vinden in de projecten in/over Suriname voordat ik verantwoordelijkheden in buurlanden op me neem.’ Deze passage mailde ik eergisteren naar een nieuwe opdrachtgever. Eerlijk? Ik had niet zoveel zin in in een opdracht die me vorig jaar nog in extase zou hebben gebracht.

Ik denk niet dat ik minder van mijn job ben gaan houden. Ik hou gewoon nog meer van Baby. En die twee – werk en baby – zijn net zo moeilijk te combineren als ik had gevreesd. Omdat er te weinig uren zitten in een dag, maar vooral omdat de prioriteit is geshift. Ik haal nu meer voldoening uit een lach van Baby dan een goed interview. De zin om te werken is weg. Mijn angst is werkelijkheid geworden.

Ik kan er dan ook niet van genieten. Wanneer Baby slaapt en ik niet aan het werk ben – zoals nu – voel ik me schuldig. Er liggen mails, deadlines en nieuwe opdrachten op me te wachten. De volgende Parbode moet naar de drukker. Ik ben verantwoordelijk. Daarnaast moet ik blijven schrijven, en blijven verschijnen. Mensen mogen niet vergeten dat ik er ook nog ben. Ik moet mijn gezicht laten zien, ideeën verspreiden, aanvragen indienen, gesprekken voeren. Alleen zo komt de inspiratie, alleen zo krijg ik nieuwe opdrachten binnen, alleen zo komt er brood op de plank. Ik heb er alleen geen energie meer voor, en ik neem het me kwalijk. Dus blijf ik maar werken.

Een klein stemmetje in mijn hoofd zegt dat ik moet relativeren: Baby is nog geen vier maandjes oud. Ik ben pas dertig. Dat betekent dat ik nog eens dertig jaar moet werken. Er komen nog wel kansen. Ik kan nog zoveel groeien. Niet alles moet nu. Maar bovenal: de tijd met Baby komt niet terug.

Dus, ik moet ademhalen. Loslaten. Grenzen stellen. Opdrachten afslaan. Rustig zijn, vertrouwen. Maar bovenal: lief zijn voor mezelf. Het stond in een berichtje dat ik kreeg van een voormalig collega, kort na mijn bevalling: ‘Wees lief voor jezelf‘. Ik vond het toen een lief bericht, maar de waarde van de woorden zijn me nu pas duidelijk.

Mijn lichaam heeft het zwaar en kan niet mee met de eisen die Baby stelt, ik verwacht en de samenleving aan me opdringt. Ik moet Baby aandacht en borstvoeding geven, zorgen dat ik zelf gezond blijf eten (lees: koken), genoeg blijf slapen, opdrachten binnenhaal en deadlines respecteer. Ondertussen wil ik dat het huis netjes blijft, wil ik een platte buik en een volle ijskast hebben en mijn relatie onderhouden. Ik wil me sexy blijven voelen, wat betekent haren wassen, knippen, ontharen, epileren en buikspieren trainen. Er moeten kleren gewassen, vloeren gedweild en honden verzorgd worden. Het is omdat mijn vriend zoveel helpt, dat ik vandaag nog overeind sta.

Ik zeg tegen mezelf: ik mag eens een boek lezen, een blogpost schrijven, een middagdutje doen, een extra lange douche nemen, gaan shoppen, een app van de opdrachtgever niet meteen beantwoorden, de afwas een nacht laten staan of een dag de computer niet openen zonder me daar schuldig over te voelen – ook als de deadline nadert.

Nu moet ik het alleen nog geloven ook.

Op de foto: mijn oude babysokjes – helaas veel te warm voor Baby om aan te trekken in Suriname

Rellen in Paramaribo

Duizenden demonstranten gingen vandaag de straat op in Paramaribo om te protesteren tegen het beleid van de regering. Dat komt er – kort samengevat – op neer dat de overheid geen geld heeft, maar het weinige dat het wel heeft niet deelt met het volk. Terwijl subsidies worden afgeschaft, bedient de regeringstop zich van extra uitgaven. De rijken worden rijker, de armen armer.