Eindelijk, dertig!

Ik ben dertig jaar, eindelijk! Om de een of andere reden keek ik hier heel erg naar uit. Mijn twintiger jaren zijn voorbij. Wat ‘de schoonste tijd van mijn leven’ hoorde te zijn, was voor mij toch vooral een decennium van verwarring. Hoe meer ik mijn plaats opeiste in de ‘volwassen’ wereld, hoe moeilijker het werd. Terugblikkend op mijn twintigerjaren, vond ik het dan ook vooral vermoeiend.

Werken in de tropen: Aflevering 2

In tegenstelling tot ons, lijkt de chauffeur geen last te hebben van de gaten in de weg. Met een snelheid van 120 km/u raast hij over de tweerijbaanweg, bestaande uit 240 km oneffen lappen asfalt. Wanneer zijn vrouw belt, neemt hij steevast op met de woorden ‘Hi heks’ en wanneer we zijn dochter videobellen staan we (bij toeval?) klem tussen een kudde magere koeien met lange horens. Net als uit die tekenfilms, maar dan echt. Luid toeterend en met een onverantwoordelijke snelheid scheuren we tussen de koeien door. Zijn telefoon hangt uit het raam en met een snerpende stem roept onze chauffeur zijn dochter toe: ‘Kijk, je moeder.’

Onze chauffeur is – denk ik – rond de 30 jaar, een kleine man met bolle buik en een hoge stem die niet bij zijn baard past. We zitten met zeven in een eenpersoonswagen gepropt. De kleine ruimte en vroege uren (we werden om 4 uur uit ons bed getild) maakt een mens krevelig. De sfeer in de auto is dan ook niet om over naar huis te schrijven. De oudere vrouw voorin snurkt als een man (tot groot jolijt van onze chauffeur), en haar man die helemaal achterin zit hoest van tijd tot tijd slijm op, een gedenkteken aan zijn met rook verstokte longen. Naast Quincy zit een brede man, die we aan de overkant van de rivier nog dankbaar zullen zijn – maar dat weten we dan nog niet. Achterin moppert een magere Guyanese man over de koude wind die door de open ramen giert. Van veel slaap is er geen sprake.

Na zes uur in de auto, drie stops en een stijve kont later komen we aan op de administratie, gelegen aan de Corantijnrivier. Deze rivier vormt de grens vormt tussen beide landen. De veer van Suriname en Guyana doet het al een maand niet. De officiële berichtgeving luidt dat de motoren het hebben begeven, en dat Suriname en Guyana ruzie maken om wie voor de reparatiekosten moet opdraaien.
Van onze chauffeur horen we dat er meer speelt: Suriname zou niet akkoord zijn met het verstrekken van ‘retourtickets’ aan Guyanese zijde. Omdat veel meer Guyanezen naar Suriname trekken dan Surinamers naar Guyana verliest Suriname daardoor aan inkomsten. Totdat hier een aanpassing in komt, zou zij weigeren de reparatiekosten van de motoren te betalen. Met als gevolg dat de back track – bestaande uit grote korjalen die illegaal overstekende passagiers van de ene zijde naar de andere van de Corantijnrivier vervoert – bij gebrek aan een alternatief gebombardeerd is tot de enige – en dus legale – route om over te steken.

De immigratiepost (en de oversteek voor de veer) ligt op 60 km afstand van de back track. De bedoeling is dat iedereen eerst naar de immigratiepost rijdt, en daarna terug naar de back track (die op de route ligt tussen Paramaribo en de immigratiepost). Maar aangekomen aan de immigratiepost om uit te stempelen blijken weinigen zich aan die regel te houden: er staan een handjevol mensen. Wanneer we een half uur later en twee koeienkuddes verder bij de back track aankomen, komen in vlagen groepen van tien tot twintig zich op de oever aansluiten. Hiervan kan ik gerust kan stellen dat de helft niet heeft gestempeld. Van politie of militairen – wat de pers in Paramaribo beweerde – is geen sprake. Controle evenmin.

Je bent de auto nog niet uit of sjouwers komen je op blote voeten schreeuwend tegemoet. Ze bieden je aan je tassen naar de boot te brengen en nog voor je van een antwoord kan voorzien hebben ze je tas al uit de kofferbak gesleurd.

Wanneer we boven op de dijk staan (bestaande uit een strook aarde met gras), komt net een boot aangevaren. De korjaal is bijna niet te zien door het hoopje mensen en baggage die ze met zich mee brengt. Het doet je onwilkeuring denken aan de vluchtelingen die Europa bereiken. Een ongemakkelijk gevoel welt in me op. ‘Als we dit maar overleven’, is mijn eerste gedachte. Maar omdat ik weet dat ik – als witte vrouw – mijn mond moet houden in zo’n situaties, ga ik rustig bij de tassen zitten wachten en smeer ik me plichtbewust in met zonnecrème. Quincy, die inmiddels een Guyanese vriend heeft ontmoet, zal het wel regelen. Daar vertrouw ik op, want hij is niet alleen de beste vriend, maar ook nog eens de beste fixer die ik ken.

Terwijl mensen uit de net aangekomen boot proberen te springen (waarbij je noodgedwongen in het water belandt) wordt de boot omsingeld door – jawel – diezelfde sjouwers. Voor een prijs dragen zij niet alleen je tassen, maar ook je lichaam droog naar het kleine strookje zand. Tussen de menigte aan de oever is het zoeken naar de mannen die de boot besturen, en dezelfde sjouwer (die je inmiddels al hebt betaald) om je tassen naar de juiste boot te brengen (waarvoor hij – natuurlijk – weer betaald wil worden). Maar dankzij de vriend van Quincy, die alles al lijkt te hebben afgesproken, kunnen we al snel mee met het eerste bootje dat vertrekt.

Terwijl we instappen wordt er hevig over en weer geschreeuwd. De – tot voor kort illegale – opererende bootsmannen (de mannen die de boot besturen) hebben het naar hun zin en zien in de grote vraag en monopolypositie een reden om hun prijzen (wanneer het ze schikt) omhoog te trekken. Zo was het eerst nog 40 (Amerikaanse!) dollar voor ons drie om over te steken, maar steeg de prijs toen de overige menigte door had dat hij de bootsman was en ook nog een plaatsje op de boot wou bemachtigen. Toen werd het plots 50 dollar.

Eenmaal aan boord, duurt het echter niet lang voor je aan de overkant bent. De boot is klein, snel en zit verbazingwekkend comfortabel. Zwemvesten zijn aanwezig, maar we worden niet verplicht ze aan te trekken. Voor ik tot duizend kan tellen zien we de eerste tekenen van leven voor de Guyanese kust, waar de aankomst als het even kan nog erbarmelijker is. Een smalle steiger bestaande uit twee planken van 20 cm breed brengt ons na enkele tientallen meters op vaste land. Onze tassen worden vluchtig gecontroleerd. Voor ons paspoort te laten stempelen moeten we eerst een stukje tijden. Dankzij Lloyd, de dikke man die naast Quincy in de auto zat bleek een chauffeur aan Guyanese zijde te zijn, zijn we verzekerd van een plaatsje in zijn bus (een bestelwagen die tot 14 mensen kan vervoeren). De check-in is tien minuten rijden van de aanmeer’steiger’. Het lijkt wel alsof ze de illegaliteit hiermee willen voeden, maar klagen kunnen we niet. De check-out/in aan Surinaamse zijde ligt 60 km verderop. Tenslotte: dit was een illegale route. Aan autoriteiten in de buurt heb je dan geen belangstelling.

In een klein schamel houten kot (met een vergeelde kalender achter het bureau en geen ventilatoren) vullen we gedwee het immigratieformulier in en wachten we buiten op ons gestempeld paspoort. De mannen achter het bureau zijn duidelijk niet opgewassen tegen een grote stroom immigranten. Een klein uur later vervolgen we onze reis, die verder nog bestaat uit een stop in een restaurant van familie van de buschauffeur, waar ik een koude hotdog eet omhuld in een slap broodje. Eenmaal aangekomen blijkt dat ons appartement boven een winkel ligt, maar wel eentje met een balkon waar een heerlijke tocht waait. Bezweet en vermoeid trekken we onze kleren uit en gaan onder de ijskoude douche staan.

Het werk kan beginnen.

P.S.: Guyana is het land waar inmiddels aan biljoenen aan olievondsten zijn gedaan. Volgend jaar zal het eerste oliegeld beginnen stromen (het duurt ongeveer vijf jaar om de olie in de grond te produceren tot olie in de auto). Daar ga ik een artikel over schrijven. Voor MO*(!)

Een koe voor ‘onze’ winkel.
varens

Niet voorbereid

De tranen springen me in de ogen als ik terugdenk aan mijn vakantie in België. Wat heb ik genoten. Er is toch een bepaalde menselijke warmte die alleen je vrienden je kunnen geven. Fietsen door mijn eigen stad, oog in oog met mijn eigen geschiedenis, samen de zonsondergang tegemoet, lachen om het verleden en dromen over de toekomst. Een toekomst die we weliswaar allemaal apart zullen doorbrengen, maar die voor altijd verbonden blijft met ons verleden.

Iedereen zoekt. Is het niet in relaties dan wel in een plaats om te wonen of werken.

Ik mag dan wel aan de andere kant van de oceaan wonen, ik leef hetzelfde leven als mijn vrienden thuis. Op zoek naar een huisje, tuintje, boompje. Ik heb het lang ontweken en moest per se voor op wereldreis om het te ontwijken, maar ik veronderstel dat het leven onvermijdelijk is. Een mens moet nu eenmaal ergens wonen, is geneigd zijn of haar leven te delen en als het nog eens kan om zich ook te gaan vermenigvuldigen. De zoektocht naar hoe dat huisje, waar dat tuintje en welk boompje daarbij komt kijken brengt ons mooie dagen en donkere dagen, waar de wereld op lijkt te vergaan, maar dat uiteindelijk toch niet doet.

Ik ben niet alleen in mijn falen. Dat was zo’n grote opluchting dat ik er nu bijna om moet lachen. Ik ben even alleen in mijn zoektocht als mijn vrienden thuis. We zoeken allemaal naar wat bij ons past. En niet alles past bij iedereen. Ik weet enkele dingen zeker, maar veel meer weet ik niet. Dus ik probeer maar. Dat doen we tenslotte allemaal.

Zo goed als ik was voorbereid op mijn vakantie in België, zo hard ik heb genoten van elke dag die dat me heeft gebracht, zo vergeten was ik dat ik ook nog terug naar huis moest. En dat moet ik, zoals iedereen, alleen.

Ik ben me vergeten voorbereiden op mijn terugkomst in Suriname. Dat was toch thuis geworden, dus had geen uitleg meer nodig, dacht ik. Daar heb ik me vreselijk in mispakt. Want daar komt het dan: de twijfel.

Ik heb lang genoeg in Suriname gewoond om te weten hoe mooi het leven in Europa kan zijn. Welke voordelen dat met zich meebrengt. Maar ik ben ook opgegroeid in België, en weet dus ook hoe lelijk het leven in Europa kan zijn. Alleen zag ik dat even niet, verblind door het woord ‘vakantie’ en ‘vrijheid’. Geen frustraties om vertraagde treinen, geen spits naar het werk, geen racistische opmerkingen, geen verplichtingen, geen verwachtingen.

Al wat ik zag was wat – volgens mij – elke Surinamer ziet: ontwikkeling, mooie straten, infrastructuur, voorzieningen, veiligheid, verzorgd materiaal, vooruitgang, zelfstandigheid, vrijheid.

Ik weet enkele dingen zeker, maar meer dingen weet ik niet.

Zo weet ik niet op wat mijn leven hier in Suriname gaat uitdraaien. Of het me lukt om migrant te blijven. Of ik genoegen neem om altijd de buitenlander te zijn. De buitenstaander. Of de prijs die ik betaal (het achterlaten van mijn familie, mijn vrienden, mijn geschiedenis) niet te hoog wordt. Of ik niet ook gewoon in een mooi huis wil wonen zonder dat ik me druk moet maken of ik veilig ben het moment dat ik de deur uitstap.

Ik heb het altijd anders gewild, maar nu ik zelf anders ben, weet ik niet zeker of ik het wel kan dragen. De toekomst zal het moeten uitwijzen. Ondertussen hou ik me vast aan mooie herinneringen. België heeft me gevormd tot wie ik ben vandaag, maar Suriname is nu al een deel van wie ik zal worden.

2018: mijn jaar van egoïsme

Het is aanstekelijk hoe dat werkt, zo een Facebook-tijdlijn vol jaaroverzichten. Ik had me voorgenomen niemand lastig te vallen met mijn reflecties op 2018, maar het is nu eenmaal sterker dan mezelf, dus bij deze.

2018 was voor mij het jaar waarop ik (terug) op het voetbalveld stond, het jaar van mijn eerste publicatie in een nationale krant, van een warme kerst en oneindig veel (af)was. In 2018 ging ik naar Brazilië en brak ik twee glazen in de keuken. Ik leerde vergeven in naam van de liefde en heb in mijn leven nog nooit zoveel vuurwerk gezien, of nog nooit zo weinig films. In 2018 groeide zowel mijn zelfvertrouwen als mijn wantrouwen. Ik heb het soort intens geluk ervaren waarvan ik me stiekem afvraag of het te evenaren is, maar ik ben ook oprecht bang geweest. 2018 was het jaar van onmacht, karakter, verdraagzaamheid en eerlijkheid, van cultuurshock(s), impulsiviteit en lange Skype-gesprekken.

Na mijn wereldreis in 2016 dacht ik dat het leven me nog moeilijk zou verwonderen. Wonend in Suriname is niet elke dag even spannend of uitzonderlijk, maar het is hier dat ik rust heb gevonden. Naast het jaar van nieuwe smaken en lange zinnen, was 2018 vooral mijn jaar van contentement. En dat heb ik te danken aan mijn sterke wil, oftewel groeiend egoïsme.

Op enkele compromissen na – ik leef tenslotte samen met iemand – heb ik zo goed als mogelijk gedaan wat ik wilde. In 2018 stopte ik met werken voor één baas, ondanks de zekerheid. Ik heb meer geschreven dan ooit tevoren, ondanks de frustratie. In 2018 heb ik het leven getrokken en geduwd op een pad dat ik wou bewandelen. Dat heeft me veel energie gekost, maar het is dankzij deze koppigheid dat ik hier nog steeds ben. Het is dankzij mijn wilskracht dat ik 2018 rookvrij heb doorstaan. Maar het meest bijzonder is misschien nog wel dat ik dankzij mijn doorzettingsvermogen met mijn passie geld verdien. Dat ik niet veel verdien of niet snel genoeg bereik (naar mijn zin), zijn twee details in het grote overzicht.

De Zoë die ik was op 1 januari 2018 is niet dezelfde als de Zoë die zal opstaan op 1 januari 2019. Slimmer, rustiger, doordachter, egoïstischer en minder naïef, maar als het kan even uitgelaten, vrolijk, eerlijk en grappig (al zeg ik het zelf) als tevoren. Alles mag dan nog hetzelfde blijven, zolang ik groei zal het leven veranderen.

Dat is mijn sleutel tot geluk.

Ik hoop dat ik in 2019 even gezond en openhartig mag blijven, maar niet arrogant en kortzichtig zal worden. Dat ik mag waken over mijn eigen grenzen, zonder af te doen aan mijn eigen waarheden. Dat mijn koppigheid het blijft overwinnen wanneer de liefde vervaagt, zodat de liefde kan overnemen wanneer de koppigheid verdwijnt. Dat ik in momenten van eenzaamheid een bondgenoot vind en in momenten van geluk langer blijf hangen. Dat ik niet mag vergeten waar ik vandaan kom en met opgegeven hoofd verder ga. Maar vooral dat ik meer dagen als vandaag mag leven. Onbeduidend in hun eenvoud, uitzonderlijk in hun unicum. Met mijn beste vriend aan mijn zij.

Opdat ik voldoening vind in het zijn, simpelweg omdat ik er mag wezen.
Dat wens ik in 2019. Voor mij, maar ook voor jou.