Zo zoet als het leven zelf

De eerste drie maanden zitten erop. Ik ben officieel geen pali meer (vrij vertaald: vrouw die net bevallen is). Baby is wat steviger, ik wat zekerder. Een goede match.

Ik zou willen zeggen: de tijd is voorbijgevlogen, maar dat is niet helemaal waar. Een kwartier voelt al snel als twee uur met een huilende baby in je armen, en al zeker in de avond wanneer je net dacht naar bed te gaan. Bovendien weet ik waar de tijd is gegaan: naar verschonen, voeden, baden, masseren, aankleden, voeden, rondkijken, kolven, poetsen, baden, koken, wassen, buikspieroefeningen, ontbijten, kleren hangen/vouwen, voeden, voorlezen, een wandeling in de tuin, zingen, voeden, boertjes maken, naar de hondjes kijken, knuffelen, sussen, voeden, rondlopen, afwassen en daartussen ook nog werken en mailtjes beantwoorden want er is een deadline. Er is altijd een deadline.

Soms vergeet ik te eten.

Nachtelijke uurtjes
De nachtelijke uurtjes zijn intiem. De wereld slaapt en het is alleen Baby en ik, met het gezoem van de ijskast op de achtergrond en soms het gesnurk van de man in huis. Baby en ik kijken elkaar aan in de schemer van het maanlicht, want het licht aanmaken doe ik niet. Soms lijk ik in de contouren van zijn gezicht al de jongen te zien die hij zal worden. Ambitieus en vrolijk, niet zo rustig als zijn vader maar ook niet zo wild als zijn moeder. Alert en bedreven, een creatieveling die ook graag een boek vastpakt. (Ik kan maar dromen.)

Na het voeden valt Baby (meestal) snel in slaap wanneer ik met hem in de woonkamer loop. Ik moet toch al een paar kilometers hebben afgelegd de afgelopen maanden. Ik maal er niet om. Ik heb tijd om te denken – de inspiratie voor deze blog kwam om half vier in de ochtend – en te dromen. Over morgen, volgend jaar, volgend decennium. En wat ik zie bevalt me wel. Een zwembadje in de tuin, een vlieger in de lucht, een wandeling in de stootwagen. Een alsmaar lachende jongen die mijn hart verwarmd. Elke dag een beetje meer, hoewel ik gisteren nog dacht dat dat niet mogelijk was.

Wortels
Het is een wonder om Baby de wereld te zien ontdekken. Een thermos op tafel, een wasrek tegen de muur, een blad aan een tak, een zak in de wind. Hij spert zijn ogen wijd, fronst zijn wenkbrauwen en staart indringend. Alsof hij alles voor de eerste keer ziet – wat natuurlijk ook zo is. Ik zie zijn hersenen aan het werk, en het is enorm fascinerend.
Wanneer ik naar Baby kijk voel ik trots, blijdschap, verwondering, ongeloof, dankbaarheid en geluk. Niet snel na elkaar, maar alles tegelijkertijd. Het is een cocktail zo zoet als het leven zelf. Ik sip alsof morgen niet bestaat.

‘Met een kind ben je niet meer vrij’, zei mijn moeder onlangs aan de telefoon. ‘Je blijft gebonden.’ En hoewel dat voor mijn jongere ik als een gruwel klinkt, ben ik nu bevrijd in mijn band. Afgelopen jaren zweefde ik rond in Suriname. Ik was hier, heb lief en een doel: schrijven. Maar ik bleef ‘de vrouw van’, ‘die witte’, ‘dat kleine meisje’. Ik was de tak die aan de boom hing, zonder wortels in dit land. Met Baby is dat anders. Voor hem ben ik de wortel. Suriname is zijn land. Dat maakt Suriname ook van mij. Het is een stukje thuiskomen, ook voor mij.

En ik weet: de wereld staat in brand. Als we de media moeten geloven is er meer oorlog dan vrede, meer gevaar dan veiligheid, meer chaos dan rust, meer pech dan geluk. Maar niet in mijn wereld, en niet vandaag. Ik wenste dat ik me daar schuldig over voelde, maar dat doe ik niet. Ik ben nog nooit in mijn leven zo voldaan geweest. Als alles alsnog in duigen valt, heb ik tenminste dit gehad.

Eindelijk, dertig!

Ik ben dertig jaar, eindelijk! Om de een of andere reden keek ik hier heel erg naar uit. Mijn twintiger jaren zijn voorbij. Wat ‘de schoonste tijd van mijn leven’ hoorde te zijn, was voor mij toch vooral een decennium van verwarring. Hoe meer ik mijn plaats opeiste in de ‘volwassen’ wereld, hoe moeilijker het werd. Terugblikkend op mijn twintigerjaren, vond ik het dan ook vooral vermoeiend.

De bende van vier

We waren met vier. Emmylie, Shauni, Leen en ik. Shauni is rost, Leen is blond, Emmylie bruin(blond) en ik zwartharig. Ik was into Tokio Hotel en voetbal. Shauni into judo, Emmylie into dans en Leen into muziek en creativiteit. Allemaal volgden we dezelfde opleiding fotografie, niemand heeft er iets (professioneel) mee gedaan. Samen doorstonden we de puberjaren van het middelbaar. We veranderden van liefjes, kledingstijl en interesses.

We studeerden af in juni 2012, inmiddels zeven jaar geleden. Gedurende de jaren die volgden hielden we elkaar in het oog. We gingen studeren en werken. We verplaatsten en verhuisden, we reisden. We vielen verliefd en volgden ons hart. Het bracht ons naar Kortrijk, Desselgem, Wetteren en Paramaribo. En altijd was er tijd voor een steak in de Amadeus (restaurant) van Gent. Daar zaten we met zijn vieren, soms met drie. We evolueerden van puper tot twintiger. Van losgeslagen projectiel tot doelbewuste volwassenheid. We dromen en ontdekken. En inmiddels bleven we niet bij elkaar, maar wel met elkaar.

We zijn nog steeds met vier. Eentje zit aan de andere kant van de oceaan (dat ben ik). De ander is afgelopen weekend getrouwd (dat is Shauni). Leen is zwanger en Emmylie heeft een huis gekocht. Zo vertelde ik het tegen Quincy. Ik zei: we zijn goed bezig. Hij vroeg: is dat zo? Op zijn nonchalant-serieuze manier waardoor ik elk van zijn vragen serieus ga overwegen.

Het antwoord is nee. Niet omdat je bent getrouwd, ben je vanzelfsprekend gelukkig (vraag dat maar aan Mélanie Trump). Niet omdat je zwanger bent, ben je goed bezig. Niet omdat je een huis hebt gekocht, heb je een thuis. Niet omdat je speciaal loopt te doen in Suriname, geeft het leven voldoening.

De keuzes van mijn vriendinnen (de successen, als u het zo wilt noemen) doen een vreemd gevoel van jaloezie in me opborrelen. Ik wil ook wat zij hebben: een eigen huis, een ring, een baby. De drie dingen die ons leven zogenaamd betekenis zouden geven. Maar het leven is, in tegenstelling tot wat de economie ons wil doen geloven, niet gestoeld op mijlpalen. Een stap vooruit betekent niet vanzelfsprekend een succes. Niet het turven van verworvenheden, maar het feit dat we durven brengt ons waar we zijn vandaag. En het is oké om niet te willen, of (nog) niet te hebben wat van het ‘normale’ leven wordt verwacht. Maar dat is moeilijk. Want de verleiding om bij de norm te horen is groot. Ook bij de mensen (waaronder ik) die beweren het liever ‘speciaal’ te doen, ‘anders’ aan te pakken. Want wat is specialer dan je eigen trouwdag? Wat is meer bijzonder dan het geven van een mensenleven? Wat is mooier dan het (op)bouwen van je eigen (t)huis?

Toch moet het kunnen met minder. Daarom ben ik laatst in de zetel gaan liggen. Ik ben gaan nadenken waarom ik gelukkig mag zijn (probeer het maar eens, het is niet zo vanzelfsprekend als het lijkt). Mijn antwoord luidde als volgt: het contact met met de meisjes van de voetbal gaat steeds beter (de aanhouder wint). Ik woon in een leuk huis dat weliswaar niet van mij is (maar toch een beetje van mij is). Ik begin steeds meer van Max (de hond) te houden. Ik ga héél graag naar het werk. Ik word elke dag wakker met de zon. Ik heb veel energie. Ik heb vrienden (ook in Suriname) die om me geven. En mijn hart gaat na drie jaar nog steeds sneller kloppen als ik mijn vriend (Quincy) twijfelend naar een menukaart zie kijken (niet wetende waar hij zin in heeft). Maar, en dit is misschien nog wel het belangrijkste van allemaal, als ik met een magische toverstok nu iets aan mijn leven kon veranderen, zou ik niet weten wat. Ik ben voldaan.

Na het oplijsten van mijn geluk viel ik in slaap.

Toch werd ik (diezelfde avond nog) wakker met een sluipende honger naar meer. Alsof ik ook iets moet bereiken. Alsof ik niet al iets aan het bereiken ben. De voormalig hoofdredacteur van Knack.be zei eens ergens in een interview: die dag waarop je zegt, dit is het, ik wil verder niets bereiken, bestaat niet.

Ten slotte kwam ik (gisteren) tot mijn conclusie: het gaat niet goed met mijn vriendinnen omdat ze zijn getrouwd, een baby verwachten of een huis hebben gekocht. Het gaat ze goed omdat ze hun hart hebben gevolgd, op hun tempo en hun manier. Ik ben trots op mijn vriendinnen, omdat ze hebben besloten het leven te beleven, in te vullen, te delen en uit te breiden. Ik gun ze hun keuzes en genot, want ik weet dat ze het hebben verdiend. Dat wist ik al op de middelbare school.

De drang naar meer is daarom niet iets om te verafschuwen, jaloers op te zijn, opzij te schuiven of af te blokken. Het is een motivatie om te omarmen. Want wie trouwt, moet de volgende dag ook nog de vuilzakken buitenzetten, de afwas doen, zal ook nog ruzies maken en compromissen sluiten. Wie bevalt of een huis koopt, moet ook nog naar het werk, het huis opkuisen, de planten van water voorzien, de hond eten geven of de tafel afruimen. Het huishouden, en dus ook het leven, gaat gewoon door.

Het is daarom de kunst tevreden te zijn met wat het is. Leven. En dat is misschien nog wel het moeilijkste van allemaal. Maar er is geen sprake van geluk, als er geen genoegen is met minder.

Koekjes van geluk

Dit zijn heel mooie dagen. De zon. Mijn land. Mijn familie. Mijn stad. Mijn mensen.
Het heeft veertien maanden geduurd, maar hier zijn we dan.

Thuis op vakantie.

Rechte rug, ontspannen schouders.
De trein raast door en ik blijf wandelen.
Verblind door de filter van het tijdelijke, zonder de noodzaak om mij aan te passen, verblijf ik in het heden.

Er is een wetenschap
die stelt dat deze dagen niet verloren gaan. Deze koekjes van geluk.

Schaamteloze tranen in een bruin café
goede gesprekken tussen gedeeld bloed
verwondering om succes. Trots op wat altijd al je familie is geweest.

Ontvangen en bevangen in de armen die me hebben grootgebracht.
Mijn moeder.
Een blinde warmte, gevoed door de liefde van het verleden en vanzelfsprekendheid van morgen. De vreugde in mijn ogen weerspiegelt in die van haar.
Zij zijn bruin. De mijne blauw.

Over het algemeen is de realiteit is een mislukte wens (we zijn ver weg van een schuldvrije, criminaliteitsloze, armoevrije, hongerloze, milieuvriendelijke, corruptieloze, vreedzame wereld zonder racisme en discriminatie).
Maar op deze heel mooie dagen
voor mijn egoïstische zelve,
is ze een droom die uitkomt.

Ik dank de zon, die met me mee is gereisd.
In hemel en in hart.

Meer dan alleen maar wit

Het is niet moeilijk om me uit de groep te halen. Ik ben niet de enige witte in Suriname maar meestal wel de enige aanwezige op dat moment. Als iemand me vanop een afstand moet omschrijven, is dat ook niet moeilijk: ‘die witte’. 

En daar is op zich niets mis mee. Ook ik gebruik de uiterlijke kenmerken van mijn medemens om ze te omschrijven. ‘Die dove’, ‘die dikke’, ‘die blonde’. Het is logisch, ik kan toch moeilijk zeggen: ‘die lieve’, wanneer ik niet weet of hij of zij wel lief is?

Natuurlijk zijn we meer dan alleen maar lang, kort, dik, dun, rijk of arm. Natuurlijk ben ik meer dan alleen maar wit. Maar dat lijken we vaak genoeg te vergeten, inclusief mezelf. Het frustreert me mateloos.

Gisteren liep ik rond met de gedachte dat ik donker getint was. Ik was ervan overtuigd: ik weet hoe het voelt om ‘zwart’ te zijn. En dat in een land waar ik ‘de witte’ ben. Maar ik denk, en dat is een aanname, dat donker getinte mensen zich ook zo moeten voelen in België: geviseerd.

Ik zal altijd ‘die witte’ zijn en blijven. Ik moet dat accepteren en zoals mijn mama zegt: ik kan mijn afkomst niet verloochenen (ik zou het ook niet willen).

Het gaat er niet om of we wit zijn,  donker, lang, kort, dik of dun. Het gaat erom dat we afwijken van de norm. We zijn ‘anders’. Ik ben anders. Daar weet de norm niet mee om te gaan.

De angst voor ‘anders’ is alomtegenwoordig en overal aanwezig, naar wat ik ervaar komt die voort uit onwetendheid, onzekerheid en onvoorspelbaarheid. ‘Anders’ durft het al eens ‘anders’ aan te pakken. Alleen de norm weet in een cultuur hoe het (niet) moet. De norm zit comfortabel in haar geaccepteerde bubbel.

‘Anders’ is een bedreiging voor de norm

Wanneer je afwijkt van de norm, is het jouw ongevraagde maar opgedwongen taak om aan ‘hen’ (= de norm) te bewijzen dat je méér bent dan alleen maar wit, zwart, dik, dun, gehandicapt, verminkt, rijk, doof, arm, lang, blind, kort of wat dan ook.

Het is een opdracht die me mijn hele leven zal achtervolgen. In België ben ik de norm, in Suriname de uitzondering. Ik maak me geen illusies. Je bent het, of je bent het niet. De norm word je niet.

Het is niet mijn doel bij de norm te horen. Niemand kan zijn afkomst verloochenen, alle pogingen ten spijt. Ik ben en blijf een trotse Belg, maar niet òmdat ik wit ben.

Noem het gerust een levensdoel, om aan ‘hen’ te bewijzen dat ik inderdaad wit ben, maar ook kan voetballen. Dat ik wit ben, maar ook kan schrijven. Wit, maar ook eerlijk. Wit, én passievol. Wit, eigenzinnig.

De norm zal me nooit omschrijven als ‘die journalist’ maar altijd als ‘die witte journalist’, en misschien (met wat werk) op een dag ook wel ‘die Belgische journalist’. Toch is het verschil tussen ‘die witte’ en ‘die witte journalist’ van onschatbare waarde.

Het is de erkenning van persoonlijke overwinningen, eigenschappen, verdiensten of gebreken van een persoon. We zijn meer dan alleen maar dun, doof, donker getint, arm of dik.

Ik ben meer dan alleen maar wit.

We zien wel

‘We zien wel’. Drie woorden waarmee ik twee jaar geleden niet overweg kon, maar langzamerhand leerde appreciëren. Drie woorden waarmee de Surinaamse levensgenieters de dagen vullen. Dat maakte me nieuwsgierig: vanwaar komt die mentaliteit? Mijn bazin en ik hielden een onverwachte brainstormsessie over de oorzaak van Suriname’s meest bekende – Nederlandstalige – slogan.

Mijn bazin is waarschijnlijk één van de drukst bezette vrouwen in Suriname. Het is dan ook geen vrouw waarbij je vaak de kans krijgt om gezellig over een kop thee te filosoferen over het ‘menszijn’. Echter, afgelopen week bevond ik me in een soortgelijke situatie. Zonder kop thee welliswaar, maar de filosofie daarvoor niet minder interessant. Op de terugweg van een meeting hadden we het namelijk over toekomstgericht denken. Iets wat weinig Surinamers naar mijn inziens in zich dragen. In tegendeel, mijn ervaring met Surinamers is dat ze levensgenieters zijn, die leven van dag tot dag met een vaste slogan: ‘we zien wel’.

En daar had mijn bazin wat moois over te zeggen

Soms denk ik dat de oorzaak van ‘we zien wel’ ligt in de onderdrukte geschiedenis van Suriname. Als slaaf heb je namelijk weinig om naar uit te kijken. Dan plan je niet voor volgende week, laat staan volgende maand. Slaven zijn gefocust op overleving, niet op planning. Je leert je kinderen ook niet vooruit denken, je overleeft eerst vandaag. De rest ‘zien we wel’. Dit is een zelfverzonnen theorie die niet wetenschappelijk onderbouwt is, en indien het dat wel is heb ik er – nog – geen notie van.

Eén met de natuur
Mijn bazin had echter ook een mooie aanvullende theorie op deze mogelijke oorzaak van de maar al bekende slogan. Als boslandbewoner in de jungle van Suriname (en hoofdstad Paramaribo was vroeger een even grote jungle als de rest van het land) leef je op de tijd van de natuur. Je eet pas vis wanneer je vis hebt gevangen. Je plukt vruchten wanneer ze rijp zijn. Je overlevingskansen zijn overgeleverd aan de klok van de natuur. Je kan dus niet anders dan je op haar afstemmen. In de tijd dat je geen vis kan vangen, zie je wel. In de periode dat de vruchten rijpen, zie je wel. Onderdanig aan haar veranderingen, stel je je als mens af op de regels van de natuur. Bij volle maan moet je tenslotte op niet veel vis hopen. Dus je probeert, je ondergaat en onderneemt en je ziet wel wat het wordt. Lukt het vandaag niet, dan misschien morgen.

Een mooie gedachtengang die me eraan herinnert waarom ik hier ben

Omdat de wijzers op de klok je leven niet bepalen. Omdat er ook dagen komen die je niet hoeft te plannen. Omdat je als mens niet aan technologie, materie of snelheid onderhevig bent, maar aan de natuur, eigen overlevingsskills en kennisvergaring.

Aantrekkingskracht
Jammer genoeg(?) leeft in hoofdstad Paramaribo ook al meer van de technologie en snelheid dan van de natuur en overlevingsskills. Zelfs in de diepe jungle lopen jongeren voorovergebogen met hun neus op hun schermpje te zoeken naar het interessantste Facebookbericht. Maar nog steeds is er de ‘we zien wel’-mentaliteit, die me tegelijk aantrekt en frustreert.

Het is aantrekkelijk omdat ik, als geboren planner en ‘vooruitkijker’, de tijd leer te relativeren. Het brengt mijn energiepijl in balans, want sommige dingen kunnen nu eenmaal ook morgen.
Het is frustrerend omdat anderen net zo denken, ook als ik afhankelijk ben van hun prioriteitenlijst of acties. Dan stagneert een creatief proces, een spaarplan, een artikel of een onderneming.

‘We zien wel’. Het zijn drie woorden waar ik meer dan twee jaar geleden, bij mijn eerste aankomst in Suriname, helemaal niet mee overweg kon. Hoezo zien we wel, wanneer zien we wel en wat zullen we dan wel zien? Die onzekerheid maakte me paniekerig en roekeloos. De controlefreak in mij wou weten wat ik dan wel ging zien, wat ik moest meepakken als we dan wel gingen zien, hoe laat ik ging zien en wat ik moest aantrekken om te gaan zien. Oh ja, en moest ik al gegeten hebben voor we zouden zien of werd er eten voorzien wanneer we zouden zien?

Nu betrap ik mezelf soms op het uitspreken van volgende drie woorden: ‘we zien wel’.

Dat je verder mag groeien in wie je al bent

In deze laatste aflevering van ‘Surivlaamse bondgenoot’ lees je hoe België heeft bijgedragen aan de nieuwe identiteit van Zarissa. Maar ook vandaag nog omschrijft de Surinaamse vrouw zich als een ‘work in progress’.

Elke nieuwe omgeving, ongeacht waar je bent of hoelang je blijft, draagt bij aan een nieuwe identiteit. ‘Niet alleen mijn karakter, verleden of moedertaal maar zeker ook mijn huidige woonplaats bepaalt mijn identiteit. Ik blijf immers beïnvloed door mijn omgeving’, verklaart Zarissa in onze laatste briefuitwisseling. Haar identiteit is wezenlijk verandert sinds haar verhuis naar België.

‘Belgen geven twee – of is het drie? – kussen op de wang bij wijze van begroeting, maar zullen niet gemakkelijk een gesprek aangaan met een vreemde. Die tegenstrijdigheid snap ik nog steeds niet’, steekt Zarissa van wal. Zeven jaar geleden verhuisde ze van Suriname naar België, en nog steeds kan ze sommige Belgische gewoontes niet vatten. Met die onwennigheid heeft Zarissa echter vrede gesloten: ‘Dit is niet mijn land, ik ben hier niet geboren. Het is normaal dat bepaalde dingen altijd vreemd zullen blijven.’ Zarissa is door de cultuurverschillen niet alleen haar eigen Surinaamse cultuur meer gaan waarderen, maar is ook meer gaan nadenken over de Belgische.

last export surivlaams-2
‘Ik wil meer voor mezelf dan afwachten wat het leven me brengt’ – Foto’s: © Arno Briers

‘Op een Surinaams feest kan ik vragen naar een meeneembakje zonder dat ik vreemde blikken toegeworpen krijg. Maar ik vind het ook heerlijk dat het in België niet oké is wanneer iemand onaangekondigd voor je deur staat. In Suriname zouden we die persoon zelf een bordje eten aanbieden. Hier niet!’, zegt Zarissa, die stiekem wel blij is dat ze niet meer hoeft te koken voor die extra onbekende gast. Maar niet alleen in de keuken, ook in de communicatie is Zarissa bewust verandert. ‘Ik ga nu discussies liever uit de weg dan mijn zin door te drijven. Ik heb geleerd dat het vaak de energie niet waard is’, vertelt Zarissa.

Ondanks deze bewuste veranderingen, evolueert de identiteit van Zarissa voornamelijk onbewust. ‘Zo kan ik nu genieten van een wijntje na de maaltijd, terwijl ik het in de eerste jaren van mijn verhuis echt niet kon verdragen’, zegt Zarissa, die in het begin ook niets moest hebben van het platte Vlaamse dialect. ‘Maar nu betrap ik mezelf erop dat ik af en toe ook zo spreek. Heel onbewust dus’, vult ze aan. Maar bewust of onbewust, elke migratie vraagt om verandering. ‘Een nieuwe omgeving confronteert je met verschillende aspecten van je identiteit, je gaat meer nadenken over jouw plaats in de nieuwe maatschappij en wat de aanpassing voor jou als mens betekent.’

You can take the girl out of Suriname, but not Suriname out of the girl

Haar emigratie heeft Zarissa niet alleen zelfstandiger, maar ook assertiever gemaakt. De maar al bekende ‘we zien wel hoe het gaat’-attitude die in Suriname veel terug te vinden valt, is volledig uit Zarissa’s denkwijze verdwenen. ‘Ik wil meer voor mezelf dan afwachten wat het leven me brengt’, legt ze uit. Daarnaast is Zarissa ook haar familie en vriendschappen meer gaan waarderen, omdat het sociaal contact bij een emigratie meestal vermindert of zelfs helemaal wegvalt. Desondanks blijft Zarissa Surinaams, en zijn er bepaalde dingen die nooit zullen veranderen. Zo ook niet haar eetgewoontes, open karakter en Surinaamse gastvrijheid.

Na zeven jaar emigratie zijn de Belgische en Surinaamse culturen voor Zarissa één geworden. ‘Ik heb in België mijn gezin gestart met een Belgische man, Belgische opleidingen gevolgd en Belgische collega’s gehad. Ik heb de inburgeringscursus gevolgd en voel me ook daadwerkelijk ingeburgerd’, verklaart Zarissa haar nieuwe identiteit. Desondanks blijft ze dezelfde trotse Surinaamse vrouw met al de waarden die haar opvoeding en achtergrond haar hebben aangeleerd. ‘Ik wil geloven dat ik het beste van beide culturen naar buiten kan brengen’, verklaart Zarissa, die niet gelooft in een eindpunt wanneer het om eigen identiteit gaat. ‘Doordat we steeds nieuwe ervaringen opdoen en met andere mensen in contact komen, blijft onze identiteit veranderen. Als ik mijn zin had, dan emigreerde ik naar nog een ander land om wéér een nieuwe cultuurdoop te doen. Dat zou ongetwijfeld bijdragen tot mijn identiteitsvorming.’

En met deze zin sluit ik de reeks ‘Surivlaamse bondgenoot’ af. Ik wil Zarissa bedanken voor haar openhartigheid en leuke anekdotes. Meerdere malen heb ik tijdens het schrijven van deze reeks moeten lachen, want ondanks onze omgekeerde situatie herken ik me in veel van Zarissa’s verhalen. Haar verhalen hebben me nieuwe inzichten, hoop en kracht gegeven. Voor wie op de hoogte wil blijven van Zarissa’s avontuur in België, kan haar volgen op ProdoMisi.

Aan alle emigranten in de wereld: we staan er niet alleen voor.
Dank u, Zarissa.